Eindejaarstips 2017 voor ondernemers met een BV

Eindejaarstips 2017 voor ondernemers met een BV
21 november 2017 Klaas Eenkhoorn

Inhoudsopgave:

  1. Tarief vennootschapsbelasting omlaag
  2. Beperking voorwaartse verliesverrekening
  3. Beperking afschrijving gebouwen
  4. Het AB-tarief gaat naar 28,5%
  5. Afkoop PEB en stamrecht bij onderdekking in bv
  6. Dga: let op uw rekening-courantschuld
  7. Rekening-courantschuld: gewoon wegstrepen?
  8. Rekening-courantschuld bij de bv: uitdeling van winst, mét boete
  9. Dga: wel of niet sociaal verzekerd?
  10. Zet uw kind op de payroll van de bv
  11. Teruggaaf agio: pas op met voortijdige creditering
  12. Leningen: altijd schriftelijk vastleggen
  13. Kosten golflidmaatschap: aftrekbare representatiekosten
  14. Gebruikelijkloonregeling dga’s aangepast
  15. De meest vergelijkbare dienstbetrekking
  16. De afroommethode: alleen voor uitzonderlijke dga’s
  17. Gebruikelijk loon: de parttime werkende dag
  18. Gebruikelijk loon: ook voor de echtgenoot
  19. Van VAR naar DBA naar opdrachtgeversverklaring
  20. Pas op met eigen bijdrage privégebruik auto
  21. Deel de bijtelling auto met uw partner
  22. Verbod privégebruik auto: externe controle vereist
  23. Giftenaftrek in de bv
  24. Voorkom renteaftrekbeperking in de bv
  25. Renteaftrekbeperking: dubbele zakelijkheidstoets bij derdenlening
  26. Renteaftrekbeperking door earnings-strippenregeling (ATAD)
  27. Dividendbelasting afgeschaft
  28. Invoering bronheffing op rent en royalties
  29. Btw-vrijstelling voor medische holding-bv!
  30. De innovatieboxtarief: pak die 5% heffing
  31. Overdracht afgewaardeerde tbs-vordering
  32. Bedrijfspand overdragen aan meerderjarig kind
  33. Van verlies-bv naar eenmanszaak
  34. Waardeer de vordering op uw bv af!
  35. Meld betalingsonmacht bv tijdig
  36. Let op gewijzigde termijnen jaarverslaggeving
  37. Let op de hoge belastingrente
  38. Verkoop in zicht, op tijd voorsorteren
  1. Tarief vennootschapsbelasting omlaag

In het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ van de coalitie Rutte III wordt voorgesteld om het tarief van de vennootschapsbelasting stapsgewijs te verlagen van 25% naar 21%. Het tarief gaat per 1 januari 2019 naar 24%, per 2020 naar 22,5% en per 2021 naar 21%. Ook het tarief in de eerste schijf gaat met dezelfde stappen omlaag van 20% naar 16%. Door deze tariefsverlaging komt Nederland op min of meer gelijke hoogte met het door andere EU-lidstaten gemiddeld gehanteerde tarief voor de vennootschapsbelasting van 21,5%. De tariefsverlaging maakt Nederland aantrekkelijker

als vestigingsland. De stapsgewijze tariefsverlaging maakt het aantrekkelijk om kosten in de tijd naar voren te halen, naar 2017 of 2018, vanwege de aftrek tegen dan nog 25% of 20%, en het

zoveel mogelijk uitstellen van winst om die te incasseren tegen het lage tarief van 21% of 16% in 2021.

 

De eerder aangekondigde verlenging van de schijf met het 20% tarief in de vennootschapsbelasting gaat niet door: de tariefopstap blijft € 200.000.

 

  1. Beperking voorwaartse verliesverrekening

 

Rutte III wil de voorwaartse verliesverrekening – carry forward – in de vennootschapsbelasting terugbrengen van negen naar zes jaar. De achterwaartse verliesverrekening – carry back – blijft één jaar. Deze maatregel past niet binnen het beginsel van de totaalwinst, de grondslag van onze wet voor de belastingheffing over winst uit onderneming. Die totaalwinst impliceert een in de tijd onbeperkte verrekening van verliezen. Rutte III vergroot met deze – onverwachte! – maatregel het verschil met de termijnen van verliesverrekening in de inkomstenbelasting. De inkomstenbelasting / box 1 kent een voorwaartse verliesverrekening van negen jaar en een achterwaartse verrekening van drie jaar. Onduidelijk is nog of de beperking van de termijn voor verliesverrekening ook doorwerkt naar een verlies uit aanmerkelijk belang (inkomstenbelasting / box 2).

 

  1. Beperking afschrijving gebouwen

 

BV’s mogen vanaf 2019 een gebouw in eigen gebruik niet verder afschrijven dan tot op 100% van de WOZ-waarde. Deze afschrijvingsbeperking bestaat al jaren voor beleggingspanden, Rutte III wil die ook invoeren voor panden in eigen gebruik. Er is nog niets bekend over overgangsrecht.

 

De bestaande afschrijvingsbeperking voor beleggingspanden is fundamenteel in strijd met het principe van afschrijvingen, en deze uitbreiding naar panden in eigen gebruik maakt het alleen maar erger. Het regeerakkoord biedt geen enkele onderbouwing voor deze nieuwe  afschrijvings-beperking. De voorgestelde afschrijvingsbeperking gaat niet gelden voor ondernemers in de inkomstenbelasting. Dat verschil in fiscale behandeling laat zich niet verklaren. De afschrijvingsbeperking is een grondslag verbredende maatregel die de verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting deels weer ongedaan maakt.

 

  1. Het AB-tarief gaat naar 28,5%

 

Rutte III wil het tarief in box 2 voor het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang gefaseerd verhogen, van 25% naar 27,3% in 2020 en aansluitend naar 28,5% in 2021. Deze tariefsverhoging wordt voorgesteld om het globale evenwicht qua belastingheffing tussen BV’s en ondernemingen in de inkomstenbelasting in stand te houden. Dat deze tariefsverhoging zal leiden tot een versnelde

uitstoot van winstreserves uit de BV – door dividenduitkeringen – is voorzien: voor 2019 is een extra

belastingopbrengst van 1,4 miljard ingeboekt.

 

  1. Afkoop PEB en stamrecht bij onderdekking in bv

 

De afkoop van pensioen in eigen beheer nog dit jaar levert een aantrekkelijke korting op: 34,5% van het pensioenkapitaal is belastingvrij, en over de afkoop is geen revisierente verschuldigd. Door de korting daalt de belastingdruk op de pensioenuitkeringen voor veel dga’s van 52% naar 34,06%. Deze gunstige afkoopregeling geldt uitsluitend als de gehele pensioenaanspraak in eigen beheer wordt afgekocht. Een gedeeltelijke afkoop is niet toegestaan. De gunstige afkoopregeling geldt niet voor in eigen beheer verzekerde lijfrenten en stamrechten. Als de bv ‘onder water staat’ en er sprake is van

onderdekking voor het PEB én het stamrecht moeten de in de bv beschikbare middelen naar evenredigheid verdeeld worden over het PEB én de stamrechtverplichting. Als de middelen in de bv volledig worden gebruikt voor de afkoop van de pensioenverplichting wordt de dekking voor het

stamrecht meer dan evenredig aangetast. Hierdoor is dan in feite sprake van afkoop of van het prijsgeven van een deel van het stamrecht. Dat heeft tot gevolg dat het gehele stamrecht direct voor de waarde in het economisch verkeer in de belastingheffing wordt betrokken. Bij die (fictieve) afkoop is ook 20% revisierente verschuldigd.

 

  1. Dga: let op uw rekening-courantschuld

 

Veel directeuren-grootaandeelhouders bankieren bij hun bv. Zij nemen geld op bij de bv voor privé-uitgaven, om mee te beleggen, en wat al niet meer. Die opnames worden in rekeningcourant geboekt, en zo loopt de schuld aan de bv van jaar tot jaar steeds hoger op. Soms tot forse bedragen. De inspecteur wil dan nog wel eens het standpunt innemen dat er sprake is van een – vermomde – dividenduitkering door de bv aan de dga en die met 25% aanmerkelijkbelang-heffing belasten. Dat levert regelmatig fiscale procedures op. De belastingrechter moet dan de grens trekken: kan de dga de schuld in rekening-courant nog aflossen, of hebben de opgenomen gelden definitief het vermogen van de bv verlaten. De rechter kijkt dan niet alleen naar de financiële positie van de dga, maar ook naar de aanwezigheid van een schriftelijk overeenkomst van geldlening, én welke invorderingsmaatregelen de bv heeft getroffen. Als de bv niets doet terwijl de schuld van de dga in rekening-courant alsmaar verder oploopt, is dat een sterke aanwijzing dat partijen niet de bedoeling hebben gehad om de opgenomen gelden ooit nog terug te betalen. Voor de dga ligt de bestuurdersaansprakelijkheid dan op de loer. Zorg ervoor dat het zover niet komt: let op uw schuld in rekening-courant!

 

  1. Rekening-courantschuld: gewoon wegstrepen?

 

Als de dga een schuld heeft aan zijn bv, in rekening-courant, tot een fors bedrag, en het is al lang duidelijk dat hij die schuld niet meer kan aflossen, dan kan de dga die schuld simpelweg wegstrepen. Gewoon doorhalen, en weg is de schuld! Aldus het opmerkelijke advies van een fiscaal adviseur in het tv-programma Business Class.

 

Deze oplossing is niet zo simpel en goudgerand als die geschetst wordt. Als een dga al jaren een forse schuld aan zijn bv heeft, en hij die nimmer meer kan aflossen, is de lening op enig tijdstip in het verleden omgezet in een (vermomde) uitdeling van winst. De opnamen in rekening-courant hebben op het tijdstip dat de mogelijkheid van terugbetaling – objectief bezien – is vervallen het karakter van een dividenduitkering gekregen. De inspecteur had op dát moment moeten handelen, en de debetstand bij de dga in de aanmerkelijkbelang-heffing moeten betrekken. Die belastingheffing had moeten plaatsvinden in het jaar waarin is komen vast te staan dat de dga de opnamen in rekening-courant niet meer kan terugbetalen (zo blijkt uit een uitspraak van rechtbank Den Haag). Door dat niet te doen, heeft de inspecteur zijn rechten verspeeld. En navorderen kan hij niet meer, want daarvoor ontbreekt het vereiste nieuw feit. Dat laatste punt is de achilleshiel in het standpunt van de fiscale adviseur. Uit vele uitspraken blijkt dat de inspecteur het nieuwe feit voor navordering niet snel verspeelt. Is de aangifte verzorgd door een te goeder naam en faam bekend staand accountants- of belastingadvieskantoor, dan kan de inspecteur er in beginsel van uitgaan dat de aangifte correct is. Navordering blijft dan mogelijk. En navordering is altijd mogelijk als de belastingplichtige te kwader trouw is; de eis van een nieuw feit vervalt dan. Navordering is ook mogelijk ingeval van een zgn. kenbare fout. De ruime mogelijkheden tot navordering maken deze ‘oplossing’ voor de debetstand in rekening-courant – nagenoeg – tot een illusie.

 

Let op: Financiën bestrijdt het ‘wegstrepen van de rekening-courantschuld’ met een strafrechtelijke aanpak.

 

  1. Rekening-courantschuld bij de bv: uitdeling van winst, mét boete

 

Veel directeuren-grootaandeelhouders hebben een schuld in rekening-courant bij hun bv. De dga neemt geld bij de bv op, in rekening-courant, veelal om zijn (fiscaal gedreven) lage salaris uit de bv aan te vullen. Als de dga die schuld niet meer kan aflossen omdat zijn privévermogen en inkomen

ontoereikend is, heeft het bedrag van de schuld het vermogen van de bv definitief verlaten. Er is dan sprake van een uitdeling van winst, belast tegen het aanmerkelijkbelang-tarief van 25%. De inspecteur kan bij die aanslag – onder omstandigheden – een vergrijpboete opleggen. Rechtbank Noord-Holland én Rechtbank Gelderland hebben dat in een recente uitspraak bevestigd.

 

  1. Dga: wel of niet sociaal verzekerd?

 

De Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder bepaalt of de dga al dan niet verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. De Hoge Raad heeft in 2013 een opmerkelijke uitspraak over deze Regeling gedaan en beslist dat een dga die tezamen met zijn dochter 74% van de aandelen in een bv houdt – hij 48%, zij 26% – verplicht verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. Ons hoogste rechtscollege besliste – op basis van de letterlijke tekst van de Regeling – dat het eigen aandelenbezit van de dga genegeerd moet worden bij de familietoets. De minister van Sociale Zaken heeft medio 2014 de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder aangepast en de nieuwe Regeling is op 1 januari 2016 ingegaan. De nieuwe Regeling heeft uitsluitend betrekking op een statutair directeur, de bestuurder van de bv, niet op een titulair directeur. Bij de familietoets – de aanleiding tot de

aanpassing van de regeling – geldt voortaan het 2/3 beginsel: de dga is niet verplicht verzekerd als hijzelf aandelen in de bv heeft (een minderheid) én samen met zijn bloed- en aanverwanten tot en met de 3de graad ten minste 2/3 van de stemmen in de algemene vergadering van de bv. Nieuw is dat de DGA voor dit 2/3 vereiste zelf aandelen moet hebben, in ieder geval één. De dga die namens de holding-bv – die als statutair bestuurder van de werk-bv staat ingeschreven – met een managementcontract de feitelijke bestuurswerkzaamheden in de werkmaatschappij verricht, kan onder de nieuwe Regeling niet meer verplicht sociaal verzekerd zijn. Ga met uw adviseur na of u als dga onder de nieuwe Regeling al dan niet verplicht verzekerd bent. U kunt u dan desgewenst bijverzekeren.

 

  1. Zet uw kind op de payroll van de bv

 

De dga die overweegt om in de toekomst ab-aandelen in zijn actieve bv aan zijn kinderen te gaan schenken, kan de ab-heffing bij die schenking slechts doorschuiven als de bv een materiële onderneming drijft en nagenoeg uitsluitend ondernemingsvermogen heeft én de begiftigde tenminste

drie jaar als werknemer in loondienst is bij de bv of een van haar werkmaatschappijen. Zorg ervoor dat u uw kind(eren) nog dit jaar als werknemer op de payroll van de bv opneemt om zo snel mogelijk te

voldoen aan voorwaarden voor toepassing van de ab-doorschuifregeling.

 

  1. Teruggaaf agio: pas op met voortijdige creditering

 

De terugbetaling van aandelenkapitaal door een bv aan haar aandeelhouder kan in beginsel belastingvrij plaatsvinden. Dat is logisch: de aandeelhouder krijgt terug wat hij eerder zelf in de bv heeft gestort. De wet hanteert daarbij een objectief stelsel: voor een belastingvrije terugbetaling is niet vereist dat het kapitaal door die desbetreffende aandeelhouder is gestort. Voor aanmerkelijkbelang-aandeelhouders – zoals de dga – kent de wet een specifieke voorwaarde: de terugbetaling is

belastingvrij voor zover die niet meer bedraagt dan de verkrijgingsprijs van de aanmerkelijkbelang-aandelen en ‘tevoren de vergadering van aandeelhouders tot deze teruggaaf heeft besloten en de nominale waarde van de desbetreffende aandelen bij statutenwijziging met een gelijk bedrag is verminderd’. De belastingrechter legt die laatste zinsnede strikt uit, zo blijkt uit een recente uitspraak. In de berechte casus werd een terugbetaling van € 2.250.000 belast vanwege een voortijdige creditering in rekeningcourant. Let op de formaliteiten bij terugbetaling van aandelenkapitaal!

 

  1. Leningen: altijd schriftelijk vastleggen

 

Als de bv een lening verstrekt aan een dochtermaatschappij, is het zaak om die lening en de voorwaarden van die lening altijd schriftelijk vast te leggen. De Hoge Raad heeft in 2008 beslist dat een verlies op een op zichzelf zakelijke lening niet aftrekbaar is als de vormgeving van de lening onzakelijk is. In casu was er géén leningsovereenkomst opgemaakt, waren er géén zekerheden verstrekt en was er géén aflossingsschema opgesteld. Het blijkt dat de Belastingdienst heel vaak de afwaardering van een vordering weigert op grond van dit arrest. De consequenties van dit arrest zijn te voorkomen door wél een goede leningsovereenkomst op te stellen. Verstrekt u een lening aan een verbonden lichaam of hebt u dat al gedaan, stel dan een goede leningsovereenkomst op. Daarmee voorkomt u onnodige problemen bij een eventuele afwaardering van de vordering.

 

  1. Kosten golflidmaatschap: aftrekbare representatiekosten

 

Voor veel ondernemers is ‘een rondje golf’ de favoriete manier van netwerken. Dat draagt bij aan een goede bedrijfsvoering en dus zijn kosten van golfen bedrijfskosten. De belastingrechter heeft die kostenaftrek steeds afgewezen, maar rechtbank Arnhem is ‘omgegaan’ en heeft de kosten van een bedrijfslidmaatschap van de golfclub aanvaard als representatiekosten. In de berechte situatie kwam het echter niet tot een aftrek omdat de kosten lager waren dan het niet aftrekbare drempelbedrag voor representatiekosten. Maar dat valt te vermijden door voor de aftrek van deze kosten niet voor de

drempelregeling te kiezen, maar voor de aftrekbeperking tot op 73,5%. Zorg er voor dat u de zakelijke aspecten van ‘een rondje golf’ goed op orde hebt. Of combineer een (aftrekbaar) bedrijfslidmaatschap met een (niet-aftrekbaar) lidmaatschap in privé van een andere baan.

 

  1. Gebruikelijkloonregeling dga’s aangepast

 

De dga die werkzaamheden verricht voor zijn vennootschap – waarin hijzelf of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft – valt onder de gebruikelijkloonregeling. Dat geldt ook voor die partner. De

gebruikelijkloonregeling is per 1 januari 2015 aangepast: de doelmatigheidsmarge is van 30% naar 25% gebracht én de toets voor de vaststelling van het gebruikelijke loon is gewijzigd. Het loon van de

directeur-grootaandeelhouder wordt voortaan ten minste gesteld op de hoogste van de volgende bedragen:

  • 75% van het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’, of
  • het hoogste loon van de overige werknemers die in dienst zijn van de vennootschap of de daarmee

verbonden vennootschappen, of

  • de wettelijke ondergrens van € 45 000.

Met deze aanpak is ook een wijziging doorgevoerd in de verdeling van de bewijslast. Onder de oude regeling moest de dga een loon van minder dan € 45.000 aannemelijk maken, de inspecteur moet aannemelijk maken dat een hoger loon reëel is. Onder de nieuwe regeling moet de dga ook een loon van meer dan € 45.000 aantonen. De doelmatigheidsmarge – de marge ter vermijding van geschillen – is teruggebracht tot 25%. Voorts moet het loon voortaan getoetst worden aan dat van de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Dat is ruimer dan de huidige toets aan het loon in een ‘soortgelijke

dienstbetrekking’. Daarmee wordt de toets er niet eenvoudiger op.

 

Overleg met uw adviseur welke gevolgen de nieuwe gebruikelijkloonregeling in uw situatie heeft.

 

  1. De meest vergelijkbare dienstbetrekking

 

De nieuwe gebruikelijkloonregeling verplicht de dga om zijn salaris uit de bv te vergelijken met (75%) van het loon uit ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Voor dga’s die hun onderneming of praktijk samen met anderen in een maatschap of een ander samenwerkingsverband drijven, is dat vaak het salaris dat de mede-beroepsbeoefenaren bij hun bv opnemen. In veel gevallen is dat de best vergelijkbare dienstbetrekking: de maten verrichten dezelfde werkzaamheden, voor dezelfde groep cliënten, bij ziekte etc. nemen ze elkaars werkzaamheden over, etc.

Als de maten uit het samenwerkingsverband eenzelfde winstaandeel ontvangen, of bij dat samenwerkingsverband dezelfde managementfee declareren, is een verschil in salaris voor de afzonderlijke dga’s uit hun persoonlijke bv niet te verklaren. Als een of meer van de dga’s een veel hoger salaris bij hun bv opnemen dan de andere maten kan de inspecteur met de nieuwe gebruikelijkloonregeling alle dga’s datzelfde hogere salaris opleggen. Zorg ervoor dat u als dga/maten de salarissen uit de persoonlijke bv’s zodanig op elkaar afstemt dat de inspecteur u niet tegen elkaar kan uitspelen.

 

  1. De afroommethode: alleen voor uitzonderlijke dga’s

 

De Hoge Raad heeft recent beslist dat de afroommethode – ter vaststelling van het salaris van de dga in zijn bv – niet kan worden toegepast als er een vergelijkbaar salaris voorhanden is van een werknemer met soortgelijke werkzaamheden als die van de dga. Ons hoogste rechtscollege besliste dat uit de tekst van de wet duidelijk blijkt dat de gebruikelijkloonregeling gebaseerd is op een vergelijkingssystematiek. Als een loon beschikbaar is van een werknemer met soortgelijke

werkzaamheden als die van de dga, is toepassing van de afroommethode dan ook niet aan de orde.

 

Dit arrest heeft tot gevolg dat de afroommethode voor vrijwel alle dga’s verleden tijd is. De wetgever heeft per 1 januari 2015 het vergelijkingscriterium in de gebruikelijkloonregeling gewijzigd, van een soortgelijke dienstbetrekking naar ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Bij de behandeling van deze wetswijziging heeft de staatssecretaris van Financiën bij herhaling gesteld dat die meest vergelijkbare dienstbetrekking altijd te vinden is. Daarmee is er (vanaf 2015) vrijwel geen ruimte meer voor de afroommethode. De afroommethode is slechts nog toepasbaar bij een unieke dga, waarvoor geen comparable te vinden is.

 

 

  1. Gebruikelijk loon: de parttime werkende dga

 

De gebruikelijkloonregeling verplicht een dga om (dit jaar) een salaris van ten minste € 45.000 bij zijn bv in rekening te brengen. Als de dga een lager salaris in aanmerking wil nemen, zal hij dat aannemelijk moeten maken. De bewijslastverdeling ligt vast: de dga moet de zakelijke hoogte van zijn salaris kunnen aantonen. De dga die parttime voor zijn bv werkt kan er dan ook niet op rekenen

dat hij zijn salaris zonder meer op een (tijds)evenredig gedeelte van € 45.000 kan stellen. Hij zal moeten aantonen dat zijn beloning, zakelijk bezien, lager kan zijn dan het normbedrag van € 45.000. Vergaar gegevens waarmee u het gewenste salaris kunt motiveren. Laat uw adviseur een vaststellingsovereenkomst bij de inspecteur aanvragen. Dan kunt u tijdig uw fiscale positie op dat salaris afstemmen.

 

  1. Gebruikelijk loon: ook voor de echtgenoot

 

Als dga kent u de gebruikelijkloonregeling en weet u dat de inspecteur uw salaris uit de bv met toepassing van deze regeling op een hoog bedrag kan vaststellen. De gebruikelijkloonregeling geldt sinds 1 januari 2010 ook voor de partner van de dga. Vóór 2010 was dat alleen het geval als de dga in gemeenschap van goederen was gehuwd, nu geldt dat ook als de dga op huwelijksvoorwaarden is gehuwd en zelf alle aandelen in de bv houdt. Houdt u daar rekening mee als u uw echtgenoot inschakelt voor werkzaamheden voor uw bv. Zorg dat u een zakelijk gemotiveerde onderbouwing hebt voor de vergoeding van de werkzaamheden van uw echtgenoot.

 

  1. Van VAR naar DBA naar opdrachtgeversverklaring

 

De wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA), de wettelijke regeling die in de plaats treedt van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR), is op 1 mei 2016 ingegaan. De DBA werkt met voorbeeldover-eenkomsten om de fiscale aspecten van de arbeidsverhouding tussen opdrachtgever en

opdrachtnemer eenduidig te regelen. Opdrachtgevers en -nemers hebben tot 1 juli 2018 de tijd om zo nodig hun werkwijze aan te passen aan een voorbeeldovereenkomst. De Belastingdienst zal tijdens deze implementatietermijn wel toezicht houden, maar geen repressieve handhavingsmaatregelen treffen. Voorwaarde is dan wel dat opdrachtgever én opdrachtnemer er in deze periode aan

werken om hun arbeidsrelatie te gaan aanpassen aan de nieuwe DBA-wetgeving. De geldigheid van de in 2014 afgegeven VAR’s is verlengd. De Wet DBA is door alle betrokken partijen stevig bekritiseerd: de wet is mislukt nog voordat die de facto in werking is getreden. De coalitie Rutte III wil de fiscale en

juridische positie van ZZP-ers ingrijpend gaan wijzigen. De aangekondigde nieuwe regeling – in het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ – moet per 1 januari 2019 ingaan. De huidige wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) komt te vervallen. ZZP-ers die hun diensten aanbieden tegen een laag tarief worden geacht in loondienst te zijn bij hun opdrachtgever als zij ofwel langere tijd voor dezelfde opdrachtgever werken (langer dan 3 maanden) ofwel bij de opdrachtgever reguliere bedrijfsactiviteiten verrichten. Dat lage tarief moet nog worden vastgesteld: dat zal waarschijnlijk uitkomen tussen de € 15 en € 18 per uur. Voor ZZP-ers met een hoog tarief (waarschijnlijk vanaf € 75 per uur) komt er een ‘opt out’ uit de loonheffingen als zij ofwel kortere tijd voor dezelfde opdrachtgever werken (korter dan een jaar) ofwel voor die opdrachtgever niet reguliere bedrijfsactiviteiten verrichten.

Voor ZZP-ers boven het lage tarief (van € 15 tot € 18) wordt een ‘opdrachtgeversverklaring’ ingevoerd. De opdrachtgever kan die verkrijgen door een webmodule in te vullen. In die module wordt een aantal vragen gesteld aan de opdrachtgever over de aard van de werkzaamheden. Daarbij wordt het onderdeel

‘gezagsverhouding’ verduidelijkt. De opdrachtgeversverklaring biedt de opdrachtgever zekerheid vooraf, een vrijwaring voor de loonbelasting en premies werknemersverzekeringen. Die vrijwaring vervalt als blijkt dat de webmodule niet naar waarheid is ingevuld.

 

ZZP-ers en hun opdrachtgevers krijgen de tijd om te wennen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Na invoering daarvan zal de Belastingdienst een jaar lang een terughoudend handhavingsbeleid voeren, waarbij de Belastingdienst een coachende rol heeft en partijen helpt bij toepassing van de nieuwe regelgeving.

 

  1. Pas op met eigen bijdrage privégebruik auto

 

De dga met een auto van de zaak kan de bijtelling privégebruik auto beperken door een eigen bijdrage voor dat privégebruik aan zijn bv te betalen. De dga kan die eigen bijdrage in mindering brengen op de

bijtelling, maar uitsluitend voor zover die bijdrage betrekking heeft op het privégebruik van de auto van de zaak. Is de eigen bijdrage van de dga hoog in verhouding tot de 22% bijtelling, dan loopt hij het risico dat de inspecteur de bijtelling voor het privégebruik auto hoger dan op 22% zal vaststellen. Die forfaitaire bijtelling kan niet alleen door de dga, maar ook door de inspecteur worden weerlegd. Als u zo’n hoge eigen bijdrage betaalt, draagt u de inspecteur in een rode pluche zetel naar het bewijs dat u

veel meer privé rijdt dan gebruikelijk. En dat levert een hogere bijtelling op. Een vuistregel: de eigen bijdrage moet niet hoger zijn dan zo’n 60% tot 70% van de 22%-bijtelling. De inspecteur kan de forfaitaire bijtelling van 14% niet aantasten. Bij een 14% auto kan de eigen bijdrage wél zonder fiscale problemen gelijk zijn aan de bijtelling.

 

  1. Deel de bijtelling auto met uw partner

 

Staan u en uw partner op de pay-roll van de bv? En hebt u de beschikking over een auto van de zaak, die uw partner ook regelmatig gebruikt voor zakelijke én privédoeleinden? In feite is die auto dan aan u beiden ter beschikking gesteld. En dat betekent dat u de bijtelling privégebruik auto kunt delen met uw partner. De belastingrechter gaat daarmee akkoord als u en uw partner beiden een zodanige positie in de bv vervullen dat aannemelijk is dat bij die positie een (derde) werkgever een auto van de zaak zou verstrekken. Is dat het geval, dan moet de bijtelling in redelijkheid over de partners worden verdeeld. Dat levert u een besparing op in de inkomstenbelasting: het gedeelte van de bijtelling dat

aan de partner met het laagste inkomen wordt toegedeeld, kost minder belasting.

 

  1. Verbod privégebruik auto: externe controle vereist

 

De bv en haar dga kunnen afspreken dat de dga zijn auto van de zaak niet voor privédoeleinden mag gebruiken.Als werkgever (de bv) en werknemer (de dga) dat verbod schriftelijk vastleggen én naleven blijft de bijtelling privégebruik auto achterwege zonder dat de dga een rittenadministratie hoeft bij te houden. De werkgever moet de naleving van het verbod wél controleren. En bij de dga gelden daarbij extra eisen: hof Arnhem-Leeuwarden heeft recent beslist dat die controle door een externe partij moet worden uitgevoerd. In de berechte casus was de dga schriftelijk met zijn bv overeengekomen dat hij zijn auto van de zaak niet privé mocht gebruiken. Die overeenkomst kwam in grote lijnen overeen met de voorbeeldafspraak op de site van de Belastingdienst. Toch accepteerde de inspecteur die

overeenkomst niet, hij vond het toezicht op de naleving van het privéverbod niet goed genoeg geregeld. De werkgever –de bv – moest dat controleren, en dat betekende in feite dat de dga toezicht op zichzelf moest houden. De inspecteur vond dat de bv die controle door een derde had moeten laten uitvoeren. Dat was niet gebeurd, en daardoor kon de bv de naleving van het verbod niet aantonen. De inspecteur

legde de bv een naheffingsaanslag loonheffing op. Het hof stelde de inspecteur in het gelijk. De dga is werkgever én werknemer, en dat vereist een bijzondere vorm van toezicht op het verbod van het privégebruik van de auto van de zaak. De eis van de inspecteur dat de bv die controle door een

derde partij had moeten laten uitvoeren vond de rechter terecht. De dga kon in de berechte casus ook anderszins niet overtuigend aantonen dat hij niet privé met de auto van de zaak gereden had.

 

  1. Giftenaftrek in de bv

 

De giftenaftrek voor bv’s is verruimd. Per 1 januari 2012 is de aftrekdrempel van € 227 vervallen. Verder kan een bv desgewenst tot 50% van de belastbare winst aan aftrekbare giften doen. Hierbij geldt een maximum van € 100.000. Giften aan culturele instellingen worden ook extra gefaciliteerd. Deze giften kunnen voor de aftrek op de winst met factor 1,5 worden vermenigvuldigd, tot een

maximumbedrag van € 5.000.

 

  1. Voorkom renteaftrekbeperking in de bv

 

Voor bv’s gelden diverse renteaftrekbeperkingen. Die aftrekbeperkingen betreffen de rente en kosten – inclusief valutaresulaten – op geldleningen die bij een gelieerde partij zijn opgenomen voor bepaalde rechtshandelingen, zoals het uitkeren van dividend, het terugbetalen van aandelenkapitaal, het verwerven van een pakket aandelen in een bv die als groepsmaatschappij gaat fungeren. De rente op dergelijke leningen is slechts aftrekbaar als aan het aangaan van de lening en de daarmee gefinancierde rechtshandeling zakelijke overwegingen ten grondslag liggen of als de rente bij de ontvangende partij, de crediteur, tegen een tarief van ten minste 10% in de belastingheffing wordt betrokken. Is dat een buitenlandse crediteur, dan moet de grondslag van belastingheffing naar Nederlandse maatstaven worden bepaald. De wet kent ook een renteaftrekbeperking voor hybride

leningen en voor laagrentende leningen met een lange looptijd van een gelieerde partij. Hybride leningen zijn een mengvorm tussen eigen en vreemd vermogen, waarbij de rentevergoeding afhankelijk is van de winst van de geldlener, de lening achtergesteld is bij alle andere schuldeisers én de lening pas opeisbaar is bij faillissement, surseance of ontbinding van de geldlener. Om de renteaftrekbeperking over 2017 te beperken en die voor de komende jaren te voorkomen, is het raadzaam om nog dit jaar de financieringsverhoudingen tussen u en uw bv en tussen uw bv’s onderling tegen het licht te houden en die waar nodig aan te passen.

 

  1. Renteaftrekbeperking: dubbele zakelijkheidstoets bij derdenlening

 

De Wet op de vennootschapsbelasting kent meerdere renteaftrekbeperkingen. De wetgever heeft die ingevoerd om te voorkomen dat de grondslag voor de belastingheffing door renteaftrek kan worden uitgehold. In het Belastingplan 2018 wordt voorgesteld om de renteaftrekbeperking aan te scherpen.

Een bv kan in beginsel geen rente aftrekken op een lening die zij is aangegaan bij een ‘verbonden lichaam’ – een concernvennootschap – om met dat geleende geld een besmette rechtshandeling te financieren. Bijvoorbeeld het kopen van een belang van ten minste een derde gedeelte in een andere bv. Deze renteaftrekbeperking kan worden vermeden door aannemelijk te maken dat zowel het

aangaan van de lening als de besmette rechtshandeling in overwegende mate (= voor meer dan 50%) heeft plaatsgevonden uit zakelijke overwegingen. Dit is de zogenaamde dubbele zakelijkheidstoets. De Hoge Raad heeft recent beslist dat aan deze tegenbewijsregeling is voldaan als er sprake is van een geldlening die rechtens is aangegaan met een verbonden lichaam, maar die feitelijk verschuldigd is aan een derde. Financiën vindt deze uitspraak ongewenst. In de wettekst wordt expliciet vastgelegd dat vanaf 1 januari 2018 ook in zo’n situatie de zakelijke overwegingen voor de schuld én de rechtshandeling aannemelijk moeten worden gemaakt.

 

  1. Renteaftrekbeperking door earnings-strippenregeling (ATAD)

 

De Ecofin Raad van de Europese Unie heeft medio 2016 de anti-belastingontwijkingsrichtlijn – de Anti Taks Avoidance Directive (ATAD) – aangenomen. Die richtlijn kent enkele maatregelen tegen belastingontwijking, die Nederland in de nationale wetgeving moet invoeren per 1 januari 2019.

Het nieuwe kabinet Rutte III voert de in de ATAD verplicht gestelde renteaftrekbeperking in als een

earnings-strippingmaatregel. Voor de berekening van de verschuldigde vennootschapsbelasting is rente (per 2019) niet langer aftrekbaar voor zover het saldo van de verschuldigde en de ontvangen rente (van derden, van groepsmaatschappijen) meer bedraagt dan 30% van het brutobedrijfsresultaat (EBITDA: earnings before interest, taxes, depreciation and amortization). Rutte III kiest niet voor groepsuitzonderingen, een mogelijkheid die de ATAD wél biedt. De regeling kent een rentedrempel van € 1 miljoen aan netto rentekosten, om het MKB te ontzien. De wet vennootschapsbelasting kent thans een groot aantal renteaftrekbeperkingen. Enkele van die aftrekbeperkingen worden afgeschaft, te weten de beperkingen die in lijn liggen van de earnings-strippingmaatregel. De specifieke renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage (artikel 10a Wet Vpb 1969) blijft intact; dat is een geheel andersoortige maatregel.

 

  1. Dividendbelasting afgeschaft

 

Het nieuwe kabinet Rutte III schaft de dividendbelasting af, om Nederland aantrekkelijker te maken als vestigingsplaats voor internationaal opererende bedrijven die hier economisch activiteiten en werkgelegenheid genereren. Voor misbruiksituaties en dividenden naar laag belastende landen – low tax jurisdictions – geldt een uitzondering: voor die situaties wordt de dividendbelasting gehandhaafd. De ingangsdatum is nog onbekend. De nieuwe coalitie wil brievenbusmaatschappijen weren: deze entiteiten mogen niet profiteren van de afschaffing van dividendbelasting. Niet duidelijk wat er verstaan moet worden onder misbruiksituaties. Komen er nieuwe substance-eisen om het kaf van het koren te scheiden? En geldt de dividendbelasting naar low taks jurisdictions straks ook voor actieve ondernemingen in dat land, of uitsluitend voor passieve entiteiten die gevestigd zijn in zo’n laag belastend land? Ontgaansstructuren liggen hier op de loer, bijvoorbeeld door het tussenschuiven van een bedrijfsonderdeel in een ‘net’ land. Het vormgeven van de uitzonderingen op de afschaffing van dividendbelasting wordt een lastige technische exercitie.

 

  1. Invoering bronheffing op rente en royalties

 

Er komt een bronbelasting op uitgaande royalty’s en rentebetalingen naar low tax jurisdicties.

Met de invoering van deze bronbelasting neemt Nederland afscheid van wat wel bestempeld is als een van de kroonjuwelen van het Nederlandse belastingstelsel. Rutte III wil brievenbusmaatschappijen en – constructies tegengaan en dat maakt deze maatregel begrijpelijk. De vormgeving van deze bronheffing – de afbakening van de heffingsgrondslag – is gecompliceerd, met name om ontgaansstructuren te vermijden.

 

  1. Btw-vrijstelling voor medische holding-bv!

 

Gezondheidskundige diensten zijn vrijgesteld van btw, het ter beschikking stellen van personeel is belast met 21% btw. Dit verschil in btw-positie veroorzaakt problemen bij een medicus met een holdingstructuur: de holding-bv stelt de medicus tegen een btw-belaste vergoeding ter beschikking aan de praktijk-bv, de medicus verricht daar zijn btw-vrije diensten. Bij deze opzet blijft de btw over die vergoeding ‘hangen’: de werk-bv is geen btw-ondernemer, en heeft geen recht op btw-vooraftrek.

Hof Den Bosch heeft onlangs beslist dat de btw-vrijstelling ook van toepassing is op de vergoeding die de holding-bv bedingt voor het uitlenen van de medicus – in de berechte situatie: een tandarts – om vanuit de werk-bv medische diensten te verlenen.

 

  1. De innovatieboxtarief: pak die 5% heffing

 

De vennootschapsbelasting kent een bijzondere regeling voor opbrengsten uit octrooien, patenten en uit immateriële activa die zijn voortgekomen uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven. Deze opbrengsten kunnen in de innovatiebox belast worden, tegen een gunstig tarief van 5%. De innovatiebox is per 1 januari 2010 vergaand versoepeld:

  • het maximum voor inkomsten uit octrooien en S&O-activa is geschrapt.

het tarief van de box is verlaagd van 10% naar 5%;

  • het 5%-tarief geldt uitsluitend voor positieve voordelen uit octrooien en S&O-activa. Door deze aanpassing kunnen verliezen uit de exploitatie van immateriële activa voortaan tegen het gewone tarief van de vennootschapsbelasting in aanmerking worden genomen.

 

Let op: het kabinet Rutte III stelt voor om het tarief van de innovatiebox per 2019 te verhogen van 5% naar 7%.

 

  1. Overdracht afgewaardeerde tbs-vordering

 

De dga die zijn vordering op de bv onder de tbs-regeling heeft afgewaardeerd en die verwacht dat zijn bv in de nabije toekomst weer beter zal gaan draaien, moet in actie komen. Doet hij niets, dan moet hij de waardestijging van de vordering – door het weer beter gaan draaien van de bv – in box 1 aangeven: hij moet de vordering opwaarderen en dat levert belastbaar resultaat op. Die winst kost maximaal

45,67% belasting (52% minus de 12% tbs-vrijstelling) en dat betekent dat de dga het eerder genoten

belastingvoordeel op de afwaardering weer moet inleveren. Dat is te voorkomen, en wel door de afgewaardeerde vordering te verkopen aan een of meer naaste familieleden die niet als een verbonden persoon kunnen worden aangemerkt en bij wie de vordering niet onder de tbs-regeling valt. Bijvoorbeeld de meerderjarige kinderen van de dga die geen aandelen in de bv hebben.

 

  1. Bedrijfspand overdragen aan meerderjarig kind

 

Kunt u niet of nauwelijks nog afschrijven op uw bedrijfspand in de bv omdat de fiscale boekwaarde van het pand veel lager is dan de helft van de WOZ-waarde? Ga dan eens na of u het bedrijfspand niet beter kunt verkopen en weer terughuren. Dat is met name interessant in de familiesfeer. Als u het pand verkoopt aan uw meerderjarige kind(eren) en dat pand als ondernemer terugleast, alles onder zakelijke condities, kunt u alle leaselasten in mindering brengen op uw winst uit onderneming. Uw kind moet het pand/de huur in box 3 aangeven. Dat levert al snel een belastingvoordeel op: de aftrek van de leaselasten levert meer belastingbesparing op, dan de heffing in box 3 over de waarde van het pand (minus de eventuele financiering). Voor dit boxhoppen in de familiesfeer moet uw kind wél meerderjarig zijn; een minderjarig kind wordt aangemerkt als een ‘verbonden’ persoon en daarvoor gelden antimisbruikbepalingen. Voor de winst bij verkoop van het pand kunt u waarschijnlijk wel de

herinvesteringsreserve benutten. Overleg het eens met uw adviseur!

 

  1. Van verlies-bv naar eenmanszaak

 

Is uw bv – nog steeds – verliesgevend? Kunt u de verliezen in uw bv fiscaal niet meer verrekenen? Verwacht u nog wel betere tijden en gaat u daarom door met de zaak? Ga dan eens na of u uw onderneming niet beter uit de bv kunt halen en die – geheel of gedeeltelijk – als eenmanszaak kunt voortzetten. Die overdracht zal meestal wel zonder fiscale afrekening kunnen plaatsvinden. Als u per 1 januari 2018 overgaat naar de eenmanszaak kunt u een verlies over 2018 verrekenen met uw inkomen (in box 1) over de voorgaande drie jaren, over het salaris dat u als dga – verplicht – uit uw bv hebt moeten opnemen.

 

  1. Waardeer de vordering op uw bv af!

 

De dga die een vordering op zijn bv heeft, valt daarmee onder de terbeschikkingstellingsregeling, een

onderdeel van de bron ‘resultaat uit overige werkzaamheden’. Dat ‘resultaat’ moet, globaal gezegd, worden vastgesteld volgens de regels voor de fiscale winstbepaling, als ware het een onderneming. En dat betekent dat de rente en de waardeveranderingen van die vordering tot het inkomen van de dga in box 1 behoren. Gevolg daarvan is dat wanneer de vordering minder waard wordt – omdat de bv minder draait – de dga zijn vordering op de bv kan afwaarderen ten laste van zijn inkomen in box 1. Een onvolwaardige vordering moet, conform de spelregels van goed koopmansgebruik, niet op de nominale waarde maar op de lagere werkelijke waarde worden gezet. Het verlies dat daardoor ontstaat kan de dga verrekenen met andere inkomsten in box 1, bijvoorbeeld met zijn salaris uit de bv. En dat kan hem een belastingbesparing opleveren van maximaal 52% over het bedrag van de afwaardering!

 

  1. Meld betalingsonmacht bv tijdig

 

Heeft uw bv liquiditeitsproblemen? Kan uw bv de verschuldigde loonheffing en of omzetbelasting niet op tijd betalen? Zorg er dan voor dat u als bestuurder van de bv die betalingsonmacht tijdig meldt bij de ontvanger van de Belastingdienst. Een melding is tijdig als die wordt gedaan binnen twee weken nadat de belastingen of premies moeten zijn betaald. Bij belasting op aangifte is dat binnen twee

weken nadat het bedrag van de aangifte moet zijn betaald, bij een naheffingsaanslag binnen twee weken na de uiterste betaaldatum van de naheffingsaanslag. Heeft de bv al een aanmaning gehad om de verschuldigde belasting te betalen? Ook dan heeft u nog veertien dagen de tijd om de betalingsonmacht te melden. De Hoge Raad heeft expliciet goedgekeurd dat zo’n melding tijdig en rechtsgeldig is.

 

  1. Let op gewijzigde termijnen jaarverslaggeving

 

De jaarrekening van een bv moet jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van het boekjaar door het bestuur worden opgemaakt. Deze termijn kan door de algemene vergadering wegens bijzondere omstandigheden worden verlengd met maximaal vijf maanden. Door een verlengingsbesluit wordt de maximale termijn voor het opmaken van de jaarrekening tien maanden na afloop van het boekjaar.

De opgemaakte jaarrekening moet vervolgens worden vastgesteld door de algemene vergadering. Dat moet binnen twee maanden na afloop van de voor het opmaken voorgeschreven termijn (vijf maanden, dan wel de verlengde termijn van tien maanden). Let op: als de statutair bestuurders exact dezelfde (rechts)personen zijn als de aandeelhouders, vallen opmaken en vaststellen in de tijd samen. Dat betekent dat de jaarrekening binnen tien maanden na afloop van het boekjaar moet worden opgemaakt én zijn vastgesteld. Deze regel geldt niet als in de statuten is vermeld dat de regel niet van toepassing is. Na vaststelling van de jaarrekening moet deze binnen acht dagen openbaar worden gemaakt, door deponering bij het handelsregister. De jaarrekeningen 2016 moeten dus uiterlijk op 31 december 2017 zijn gedeponeerd. Als de statutair bestuurder exact dezelfde personen zijn als de aandeelhouders, dan is de uiterste termijn 8 november 2017.

 

  1. Let op de hoge belastingrente

 

Houdt u er rekening mee dat de Belastingdienst tegenwoordig een hoge belastingrente in rekening brengt? Voor de inkomstenbelasting is dat thans 4%, voor de vennootschapsbelasting 8%. Als u op een

belastingaanslag moet bijbetalen bent u veel duurder uit. Als u nog aangifte moet doen, kunt u de hoge belastingrente voorkomen door zo snel mogelijk een verzoek om een voorlopige aanslag voor dat jaar in te dienen, op basis van een reële schatting van de te betalen belasting. Let op: de hoge belastingrente is ook een remmende factor bij het opvoeren van voorzieningen etc. Als de

inspecteur die voorziening corrigeert leidt dat tot een hogere aanslag, mét belastingrente!

 

  1. Verkoop in zicht, op tijd voorsorteren

 

Bent u van plan om uw onderneming over een paar jaar te gaan verkopen? Zorg er dan voor dat u fiscaal op tijd ‘voorsorteert’ om de overdracht van uw bedrijf fiscaal gunstig te kunnen uitvoeren.

Heeft u één bv, dan is het zaak om tijdig een holdingstructuur tot stand te brengen. U kunt dan de

werk-bv verkopen en de boekwinst in uw holding-bv belastingvrij onder de deelnemingsvrijstelling incasseren. Met een aandelenfusie of afsplitsing kan die structuur belastingvrij tot stand worden gebracht, maar als de fusie of splitsing ‘met het oog op de bedrijfsoverdracht’ plaatsvindt

kan de inspecteur deze fiscale faciliteiten weigeren. Zorg er voor dat u er op tijd bij bent, ruim voordat de potentiele koper in beeld is.