Jubelton: ook bij verbouwing vóór de schenking
De Successiewet kent een eenmalige hoge vrijstelling voor een schenking van € 100.000 voor de eigen woning. Deze vrijstelling geldt voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar, de ‘jubelton’ moet worden gebruikt voor de koop of verbouwing van een eigen woning, ofwel de Rechtbank Gelderland heeft recent beslist dat de vrijstelling ook kan worden benut als de begiftigde de verbouwingskosten aan zijn eigen woning al heeft gemaakt en betaald vóórdat hij de ‘jubelton’ heeft ontvangen.
Stella Maris kreeg in 2013 twee schenkingen van haar ouders: op 22 juli 2013 een schenking van € 118.000 wegens een bijzondere gelegenheid, en op 16 december een schenking van € 100.000. Voor de laatste schenking claimde Stella de (in 2013 nog tijdelijke) vrijstelling voor de eigen woning. De inspecteur verleende die vrijstelling. In maart 2016 vroeg de Belastingdienst om informatie hoe Stella het bedrag van de schenking van € 100.000 had besteed. Zij verstrekte een overzicht van de verbouwingskosten, met 11 kopieën van facturen. Uit die informatie bleek dat zij € 79.332,71 aan verbouwingskosten vóór 16 december 2013, de datum van de schenking, had betaald. Volgens de inspecteur was de vrijstelling op dat bedrag niet van toepassing omdat de verbouwingskosten tot dat bedrag niet uit de schenking waren betaald. Er was geen oorzakelijk verband tussen de schenking en de betalingen voor de verbetering van de eigen woning. De inspecteur corrigeerde de aanslag schenkbelasting en legde de bijbehorende navorderings-aanslag op. Stella ging tegen die aanslag in beroep bij Rechtbank Gelderland. Met succes. De Rechtbank was het met haar eens dat uit de wettekst van de (in 2013 tijdelijke verruimde) vrijstelling van € 100.000 niet is af te leiden dat de schenking vooraf moet gaan aan de koop of verbouwing van de eigen woning, dan wel de aflossing van de eigenwoningschuld. De wet stelt als voorwaarde dat de begunstigde het geschonken bedrag in het jaar van schenking of de daarop volgende twee kalenderjaren besteed moet hebben aan verbetering of onderhoud van de woning; de begunstigde moet dat desgevraagd met schriftelijke bescheiden aantonen. In deze voorwaarde is geen volgtijdelijk verband voorgeschreven tussen die betalingen. Dat volgt ook niet uit de formulering in de wettekst dat de schenking moet zijn ‘aangewend’ voor de kosten van verbetering van de Eigen woning. Dat kan ook gaan om kosten die voorafgaand aan de schenking zijn gemaakt. De Rechtbank vernietigde de navorderingsaanslag.
Commentaar
De vrijgestelde schenking voor de eigen woning (in 2019 maximaal € 102.010) kan ook voor voorgeschoten kosten!
Uit de wettekst blijkt niet duidelijk of de – vrij te stellen – schenking vooraf moet gaan aan de koop, verbouwing of aflossing van de eigen woning van de begunstigde. Rechtbank Gelderland beslist dat dit niet vereist is. Deze uitspraak is voor de praktijk van groot belang.
Middeling na afkoop pensioen in eigen beheer
Heeft u, DGA, in 2017 of 2018 uw pensioen in eigen beheer (PEB) afgekocht? Zo ja, dan zal uw inkomen in dat afkoopjaar fors hoger zijn dan in andere jaren.
Bij de afkoop van uw PEB heeft u al een forse tegemoetkoming van de fiscus gehad – een belastingvrije korting in 2017 van 34,5% van de fiscale waarde van uw PEB per ultimo 2015, in 2018 van 25% – maar de fiscus heeft nog een tegemoetkoming voor u in petto: een belastingteruggave door middeling. Door de afkoop van uw PEB heeft u in 2016, 2017, 2018 – of een andere periode van drie aaneengesloten kalenderjaren – een sterk wisselend belastbaar inkomen gehad in box 1. Dat inkomen kunt u ‘middelen’ over drie aaneengesloten jaren, om zo de nadelige werking van het progressieve IB-tarief te neutraliseren. Vraag uw adviseur wat middeling in uw situatie aan belastingteruggave kan opleveren.
Verschil in bijtelling 22% – 25%: geen discriminatie
Per 1 januari 2017 is de bijtelling privégebruik auto voor alle – niet elektrische – auto’s gesteld op 22% van de catalogusprijs inclusief BTW en BPM. De 22% bijtelling geldt uitsluitend voor auto’s met een datum eerste toelating op of na 1 januari 2017. Een 25% auto die in december 2016 is aangeschaft valt (nog 60 maanden) onder de 25% bijtelling, de bijtelling wordt per 2017 niet verminderd naar 22%. Rechtbank Den Haag heeft beslist dat deze overgangsregeling niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad heeft recent – in sprongcassatie – die uitspraak bevestigd: het verschil in bijtelling is geen discriminatie.
Risicovolle VPB-aangiften: aanpak Belastingdienst
De Belastingdienst kan duizenden risicovolle aangiften vennootschapsbelasting niet controleren. Oorzaak: gebrek aan ervaren personeel. De belastingdienst wil die aangiften ongezien door laten gaan. Volgens dagblad Trouw, de bron van dit nieuws, gaat het om zo’n 25.000 aangiften en kan de schade voor de schatkist oplopen tot enkele honderden miljoenen. Staatssecretaris Snel van Financiën ziet dat anders. Direct na de publicatie in Trouw heeft hij de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van risicovolle aangiften. Met veel cijfers, gedetailleerde informatie over risicoprofielen en de inzet van personeel. Dat biedt een kijkje in de keuken….
Dagblad Trouw heeft de hand weten te leggen op een intern document van de Belastingdienst. Daaruit blijkt dat er eind 2018 nog zo’n 25.000 risicovolle aangiften vennootschapsbelasting 2016 beoordeeld moisten worden. De Belastingdienst heeft onvoldoende mensen om die aangiften te controleren, en daarom wil de dienstleiding 90% ongezien accorderen. Volgens Trouw kost dat de schatkist zeker honderden miljoenen. Staatssecretaris Snel van Financiën heeft dagblad Trouw laten weten dat de Belastingdienst nooit elke risicovolle aangifte controleert. Snel wil tegen de krant niet zeggen hoeveel procent van de aangiften niet gecontroleerd wordt. Dat wordt wél duidelijk uit de informatie die Snel kort daarna naar de Tweede Kamer heeft verzonden over de aanpak van risicovolle aangiften. De Belastingdienst heft circa 680.000 aangiften VPB 2016 van MKB-ondernemers ontvangen. Bij het merendeel van deze aangiften, ruim 83%, zijn geen relevante risico’s gedetecteerd: deze aangiften worden gevolgd, de aanslagen conform de aangiften vastgesteld. De overige circa 17% – voor 2016 zo’n 120.000 aangiften – wordt uitgeworpen met relevante risico’s. Deze aangiften worden automatisch verdeeld in drie categorieën, op basis van het risicoprofiel. Categorie 1 omvat de aangiften met de hoogste risico’s. Deze aangiften worden allemaal inhoudelijk beoordeeld door ervaren vaktechnische medewerkers. Voor 2016 ging het om circa 50.000 aangiften. Aangiften die niet in categorie 1 scoren, en evenmin in categorie 2 een nadere analyse vragen, gaan over naar categorie 3 en worden afgedaan conform de ingediende aangifte. Eind november 2018 waren er nog circa 25.000 aangiften VPB 2016 ‘in de wacht’ in categorie 2. Inmiddels waren ook de aangiften VPB 2017 met een hoog risicoprofiel geselecteerd, en moest er een keuze worden gemaakt over de inzet van de vaktechnische medewerkers. Besloten is toen om een deel van de aangiften 2016 die in categorie 2 ‘in de wacht stonden’ alsnog zonder nadere controle af te doen. Volgens Snel zijn dat met name aangiften van ondernemers / DGA’s die geld bij de eigen BV hebben geleend. De Belastingdienst heeft voor deze aangiften gekozen omdat die problematiek ook nog bij een volgende aangifte beoordeeld en zonodig gecorrigeerd kan worden.
Commentaar
De Belastingdienst heeft het moeilijk. Na enkele spraakmakende reorganisaties is het bestand van ervaren medewerkers sterk uitgedund, en ondertussen groeit het aantal ondernemers in ons land als kool. Dat vraagt om slimme, elektronische oplossingen en een adequate inzet van medewerkers. Daar is de Belastingdienst al jaren druk mee.
Lunchen op de zaak: in de kantine of op de werkplek
Commentaar
Een ‘maaltijd van de baas’ is in beginsel belast als loon in natura. De wet waardeert dit loon forfaitair op € 3,35 per maaltijd – een ontbijt, lunch of diner – als die wordt gebruikt in een bedrijfskantine of soortgelijke ruimte. Een eigen bijdrage van de werknemer komt daarop in mindering, tot maximaal € 3,35. De uitspraak van Hof Den Haag maakt duidelijk dat er niet getornd kan worden aan de forfaitaire waardering van dit loon in natura. En een ‘bedrijfskantine’ is snel gevonden, in een vergader- of spreekkamer. De wet kent ook belastingvrije ‘maaltijden van de baas’. Dat zijn de maaltijden die onder tijdelijke verblijfkosten/representatie vallen – een diner met een (potentiële) klant, tijdens een dienstreis – én de maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijke karakter, zoals bij overwerk, op koopavonden en dergelijke. Eet smakelijk!
WKR: meer vrije ruimte voor het MKB
De vrije ruimte in de werkkostenregeling gaat per 1 januari 2020 omhoog, van 1,2% naar 1,7% van de fiscale loonsom. Het kabinet Rutte III wil met deze maatregel met name werkgevers in het midden- en kleinbedrijf tegemoet komen: de verhoging tot 1,7% is beperkt tot de eerste € 400.000 aan fiscale loonsom, voor het loon boven dat bedrag blijft de vrije ruimte gehandhaafd op 1,2% van de loonsom.
Kruislings schenken met de jubelton?
Mijn ochtendblad kwam een week of twee geleden met een interessant artikel, met als kop ‘Rijke ouders omzeilen belasting met truc’. De truc is dat je je kinderen twee keer een ton belastingvrij kunt schenken voor hun eigen woning. Hoe gaat dit in zijn werk en welke risico’s zijn er aan verbonden? Kan het nu wel of niet?
Zeker is wel dat de Belastingdienst deze opzet zal bestrijden. Dat blijkt uit de wetgeschiedenis van de vrijstelling. Daar wordt een voorbeeld gegeven van twee broers die afspreken hun eigen kinderen € 100.000 te schenken, en kruislings aan elkaars kinderen nog eens € 100.000 te schenken. De wetgever vindt dat het kind dan € 200.000 van zijn eigen ouder heeft ontvangen, en maar voor de helft een beroep kan doen op de verhoogde vrijstelling.
Onze conclusie is duidelijk: het kruislings schenken met de jubelton is een hachelijk avontuur.
BTW en Brexit
Tot 29 maart behoort het Verenigd Koninkrijk nog tot de Europese Unie. Wat er daarna gaat gebeuren staat in de sterren geschreven. Deal of no-deal? Of helemaal geen Brexit? Onzekerheid alom. Voor Nederlandse ondernemers die zaken doen met ondernemers of particulieren in het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft de Brexit vergaande gevolgen, met name voor de heffing van omzetbelasting. De Rijksoverheid adviseert ondernemers om zich voor te bereiden op een no-deal Brexit. In deze special bespreken we de BTW-consequenties van dat scenario.
Brexit: vrijdag 29 maart 2019, 23.00 uur VK-tijd
Theresa May kan met de Europese Unie nog tot vlak voor 29 maart 2019 nadere afspraken maken over het wat en hoe van de Brexit. Het is goed denkbaar dat er een overgangsperiode wordt afgesproken, tot januari 2021, waardoor er voorlopig weinig tot niets zal veranderen. Of dat er een soft-Brexit komt, waarbij maatregelen worden getroffen om de BTW-gevolgen te beperken. Denk aan een douane-unie, waarbij de heffing van invoerrechten(gedeeltelijk) wordt uitgesloten voor transacties tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Als afspraken om ‘vijf voor elf” – let op: de VK-tijd is beslissend! – niet mogelijk blijken krijgen we een harde Brexit, een no-deal Brexit, waarbij geen overgangsmaatregelen getroffen worden. Het Verenigd Koninkrijk wordt dan vanaf dat tijdstip voor de BTW aangemerkt als een derde land: de heffing van BTW vindt dan niet langer plaats volgens de Europese BTW-richtlijn. Hierna gaan we van dat scenario uit, voor leveringen en diensten, vóór en ná een no-deal Brexit.
BTW en leveringen verricht aan het Verenigd Koninkrijk vóór de Brexit
B2B – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
Als een Nederlandse ondernemer goederen levert aan een ondernemer/afnemer in het Verenigd Koninkrijk, is op de levering 0% Nederlandse BTW verschuldigd omdat sprake is van een intracommunautaire levering. De ondernemer die het 0%-tarief toepast moet dan wel kunnen aantonen dat de goederen Nederland hebben verlaten. Denk aan een driemaal getekende CMR-vrachtbrief, betalingsbewijzen en correspondentie met de afnemer. Bewaar deze stukken in de administratie bij de verkoopfactuur. Deze leveringen vallen onder vraag 3b van de BTW-aangifte.
B2C – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
Bij leveringen van goederen aan particulieren of andere afnemers zonder BTW-identificatienummer in het Verenigd Koninkrijk geldt de regeling afstandsverkopen. De ondernemer in Nederland moet de omzet van de verkopen bijhouden, en als die omzet de voor het Verenigd Koninkrijk vastgestelde drempel van £ 70.000 / € 80.197 overschrijdt is hij BTW verschuldigd in het Verenigd Koninkrijk. De Nederlandse ondernemer moet zich dan in het VK registreren voor de BTW. Tot het bereiken van de drempel kan de leverancier Nederlandse BTW in rekening brengen en die in Nederland afdragen.
Inkoop vanuit Verenigd Koninkrijk
Als een Nederlandse ondernemer goederen koopt van een leverancier in het Verenigd Koninkrijk en die goederen worden naar Nederland vervoerd, dan moet de VK-leverancier 0% BTW berekenen en de Nederlandse afnemer 21% BTW aangeven in Nederland over de waarde van de goederen. Dit moet worden aangegeven bij vraag 4b van de BTW-aangifte BTW en leveringen verricht aan het Verenigd Koninkrijk ná de Brexit
B2B – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
Bij een no-deal Brexit wordt het Verenigd Koninkrijk als derde-land behandeld. Dit betekent dat een levering van goederen aan een afnemer in het Verenigd Koninkrijk voor de Nederlandse BTW als export met 0% BTW is belast. Er hoeft geen opgaaf ICP te worden gedaan. Afhankelijk van de BTW-regels in het Verenigd Koninkrijk geeft de afnemer of de Nederlands leverancier de BTW aan in het Verenigd Koninkrijk.
B2C – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
Bij verkoop van goederen aan consumenten is sprake van export en is 0% BTW in Nederland verschuldigd. Voor pakketjes die vanuit de EU naar het Verenigd Koninkrijk gaan met een waarde tot GBP 135 komt volgens de Britse overheid een online portaal beschikbaar waarin de in het Verenigd Koninkrijk verschuldigde BTW-bedrag kan worden aangegeven en betaald. Bij pakketjes met een waarde van GBP 135 of meer wordt de BTW van de ontvangers in het Verenigd Koninkrijk geheven.
Inkoop vanuit Verenigd Koninkrijk
Koopt een Nederlandse ondernemer goederen van een leverancier in het Verenigd Koninkrijk en worden de goederen in het kader van de levering naar Nederland vervoerd, dan is er sprake van import. De Nederlandse afnemer moet de BTW bij de douane aangeven en douaneaangifte doen van de invoer, tenzij hij over een artikel 23-vergunning beschikt. Het voordeel van een artikel 23-vergunning is dat de invoer-BTW niet bij de grens wordt betaald, maar in de BTW-aangifte wordt aangegeven. Diezelfde BTW kan als voorbelasting in dezelfde BTW-aangifte in aftrek worden gebracht. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op.
BTW en diensten verricht aan het Verenigd Koninkrijk vóór de Brexit
B2B – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
Verricht een Nederlandse ondernemer een dienst aan een ondernemer in het Verenigd Koninkrijk dan is onder de huidige regels de dienst volgens de hoofregel belast in het land van de afnemer, het Verenigd Koninkrijk. De BTW wordt verlegd naar de afnemer in het Verenigd Koninkrijk; die moet de BTW in het Verenigd Koninkrijk aangeven. De Nederlandse ondernemer vermeldt de woorden ‘reversed charge’ op de factuur en vermeldt geen BTW op de factuur. Wel geeft hij de levering aan bij vraag 3b van de BTW-aangifte. Deze regels gelden als hoofdregel. Voor bepaalde diensten, zoals diensten met betrekking tot onroerende zaken, gelden andere regels om vast te stellen waar de BTW verschuldigd is.
B2C – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
Diensten verricht aan particuliere afnemers in het Verenigd Koninkrijk en afnemers zonder een BTW-identificatienummer zijn volgens de hoofdregel belast in Nederland, zodat 21% Nederlandse BTW in rekening moet worden gebracht. De verkoop van elektronische diensten aan particulieren in het Verenigd Koninkrijk is aldaar belast. De Nederlandse ondernemer die elektronische diensten levert aan particulieren in het Verenigd Koninkrijk moet zich daar registeren.
Inkoop vanuit Verenigd Koninkrijk
Als een Nederlandse ondernemer een dienst afneemt van een ondernemer in het Verenigd Koninkrijk wordt de BTW verlegd naar de Nederlandse ondernemer. De Nederlandse ondernemer geeft de BTW over de dienst in Nederland aan bij vraag 4b van de BTW-aangifte.
BTW en diensten verricht aan het Verenigd Koninkrijk ná de Brexit
B2B – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
Na een no-deal Brexit is de dienst volgens de hoofdregel belast in het land van de afnemer, het Verenigd Koninkrijk. De ondernemer vermeldt geen BTW op de factuur maar de woorden ‘VAT Out of Scope’. Afhankelijk van de wetgeving in het Verenigd Koninkrijk moet de afnemer daar BTW aangeven.
B2C – Verkoop aan Verenigd Koninkrijk
De dienst is belast in Nederland. De Nederlandse ondernemer moet 21% BTW in rekening brengen. Voor een aantal diensten, zoals diensten met betrekking tot onroerende zaken en restaurant- en cateringdiensten, gelden andere regels om vast te stellen waar BTW verschuldigd is.
Inkoop vanuit Verenigd Koninkrijk
Als een Nederlandse ondernemer een dienst afneemt van een ondernemer in het Verenigd Koninkrijk is die dienst belast in Nederland. Aante geven bij vraag 4a van de BTW-aangifte. Voor sommige diensten geldt een uitzondering, bijvoorbeeld diensten met betrekking tot onroerende zaken.
Actiepunten handel met het VK ná de Brexit
EORI-nummer
Een Nederlandse ondernemer heeft een EORI-nummer nodig, om zaken te doen met ondernemers buiten de Europese Unie. Het EORI-nummer is een identificatienummer dat ondernemers nodig hebben bij het zaken doen over de grens en daarbij met de Douane te maken krijgen (EORI = Economic Operators Registration and Identification). Ga alvast na wat uw EORI-nummer is, zodat ook na 29 maart 2019, na de Brexit, de transacties met het Verenigd Koninkrijk door kunnen gaan. Ga ook na of de aangiftesoftware moet worden aangepast, zodat douaneaangifte kan worden gedaan.
Artikel 23-vergunning
Veel ondernemers die zaken doen met het Verenigd Koninkrijk hebben van de Belastingdienst een brief ontvangen waarin ze gewezen worden op de mogelijkheid om een artikel 23-vergunning aan te vragen. De ondernemer mag in dat geval de BTW bij invoer van goederen aangeven in de BTW-aangifte bij vraag 4a, in plaats van dat de BTW direct bij invoer verschuldigd is. Dit levert de ondernemer een liquiditeitsvoordeel op. De artikel 23-vergunning kan aangevraagd worden met het formulier dat bij de brief is aangehecht. Heeft de ondernemer geen formulier ontvangen, dan kan de artikel 23-vergunning ook per brief worden aangevraagd.
Voor de vergunning gelden de volgende vereisten:
– de ondernemer woont in Nederland of is daar gevestigd;
– de ondernemer importeert regelmatig goederen uit niet-EU-landen;
– de ondernemer voert een aparte administratie waaruit blijkt hoeveel BTW bij import verschuldigd is;
– de ondernemer doet per maand of per kwartaal BTW-aangifte.
AEO-vergunning
Ondernemers die deelnemen aan het internationale handelsverkeer kunnen bij de Douane de status van Authorised Economic Operator (AEO) aanvragen. Zo’n AEO-vergunning biedt allerlei voordelen in het internationale handelsverkeer. De douane stelt zich soepeler op tegen ondernemingen met een AEO-certificering. Zo worden bijvoorbeeld minder fysieke- en documentcontroles uitgevoerd. En door buitenlandse handelspartners wordt steeds vaker gevraagd of de ondernemer met wie zij zakendoen over een AEO-certificering beschikt; een AEO-certificering vergroot de aantrekkelijkheid als internationale handelspartner. De Belastingdienst/Douane bezoekt elk bedrijf dat een AEO-aanvraag indient, en spreekt dan met de directie van het bedrijf en personen die betrokken zijn bij het uitvoeren van het AEO-self-assessment. Een AEO-certificering brengt ook verplichtingen met zich mee, zoals het regelmatig evalueren van douane-processen en waar nodig actie ondernemen om aan de vele regels te voldoen.
Making Tax Digital (MTD)
Door de Brexit-perikelen is het Making Tax Digital project van de Britse overheid wat in vergetelheid geraakt. Het MTD omvat het plan van de regering om de Britse belastingdienst te digitaliseren. Het eerste gebied waarop dit effect zal hebben is de BTW. Ondernemingen die voor BTW geregistreerd zijn in het Verenigd Koninkrijk (boven drempel van £ 85.000) zijn, in beginsel vanaf de eerste BTW-periode op of na 1 april 2019, verplicht om:
– de BTW-gegevens elektronisch te onderhouden;
– de BTW-aangiften in te dienen bij HMRC via MTD-compatibele software.
Het idee is dat de gegevens die nodig zijn voor de BTW-aangiften verzameld worden uit de elektronisch bijgehouden gegevens en vervolgens digitaal naar het HMRC worden verzonden. Veel ondernemingen moeten daardoor hun huidige boekhoudsoftware aanpassen naar MTD-compatibele software. Indien ze andere software gebruiken, moeten ze een soort ‘overbruggingssoftware’ gebruiken die de informatie uit de bestaande software haalt en het mogelijk maakt om deze met HMRC in te dienen.
Daarnaast moeten ondernemers de volgende punten nalopen en de administratie zo nodig hierop aanpassen:
– Welke verkoopvoorwaarden moeten na de Brexit worden aangehouden?
– Onder welke goederencode moeten de goederen worden ingedeeld, zodat het invoer-percentage vast gesteld kan worden? – Hoe wordt de douanewaarde van de goederen bepaald?
– Wat is de (douane-technische) oorsprong van de goederen?
– Zijn op de uit te voeren goederen niet fiscale maatregelen, zoals bijvoorbeeld veterinaire controles, van
toepassing?
– Worden de goederen aangemerkt als goederen voor tweeërlei gebruik of militaire goederen?
Brexit Impact-scan; de Brexit-vouchers
De Rijksoverheid heeft een Brexit Impact-scan beschikbaar gesteld.
Daarmee kunt u checken welke maatregelen nodig zijn om uw bedrijf Brexit-proof te maken. Voor meer informatie klik hier voor het 12-stappenplan (PDF).
MKB-ondernemers kunnen in aanmerking komen voor een Brexit-subsidie. De Rijksdienst voor Ondernemer Nederland stelt Brexit-vouchers beschikbaar, waarmee de MKB-ondernemer subsidie krijgt voor het verkrijgen van advies over alternatieve markten en de gevolgen van de Brexit voor de onderneming. De vouchers geven een korting tot 50% van de kosten voor het advies van een externe deskundige.
Conclusie
De Brexit heeft gevolgen voor iedere ondernemer die inkoopt of verkoopt vanuit of aan het Verenigd Koninkrijk. Ondernemers moeten nu actie ondernemen om die handelstransacties ook na de Brexit door te laten gaan. Het is verstandig om snel een artikel 23-vergunning aan te vragen, om nadelige gevolgen voor de cashflow te voorkomen en de bijbehorende administratie tijdig juist in te richten. De Brexit roept ook vragen op met betrekking tot de contractuele aansprakelijkheid bij vertraagde zendingen in verband met het vrachtverkeer tussen het Verenigd Koninkrijk en het vasteland. LTO Nederland roept het kabinet op om veel douaneambtenaren en keuringsdiensten in te zetten om schade te voorkomen als bederfbare waar aan de grens moeten wachten.
In collegiale samenwerking met mr. Carola van Vilsteren (www.btwadvies.com)
Check de energie- en milieulijst 2019
Ondernemers die investeren in bedrijfsmiddelen die energiebesparend of milieuvriendelijk zijn komen in aanmerking voor fiscale tegemoetkomingen. De EnergieInvesteringsAftrek (EIA), de MilieuInvesteringsAftrek (MIA), de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (vamil). Welke investeringen daarvoor in aanmerking komen vindt u terug op de energie- en milieulijst 2019. Check de lijst op Zoeken in de Energielijst en Milieulijst 2019.
Nieuw BTW-nummer voor eenmanszaken
Heeft u een eenmanszaak? Dan krijgt u vóór 1 januari 2020 een nieuw BTW-identificatienummer. In dat nieuwe nummer mag uw burgerservicenummer niet meer worden opgenomen. De Belastingdienst voldoet zo aan de eisen van de Autoriteit Persoonsgegevens om het risico van identiteitsfraude te verminderen. Ondernemers met een eenmanszaak moeten het nieuwe BTW-nummer op hun facturen en website vermelden. Voor ondernemers met een BV verandert er niets.