Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep 2019-07c

Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep 2019-07c
9 december 2019 Marleen Haring

ZZP-er in mineur: benut het Bbz-vangnet

Bent u ZZP-er en stagneert uw omzet? Is de mooie stroom van opdrachten opgedroogd, weggevallen? En begint de bodem van uw schatkist in beeld te komen? Zijn uw reserves bijna op? U heeft als ZZP-er geen recht op een WW-uitkering, maar er is wel een ander financieel vangnet waar u mogelijk gebruik van kunt maken. Het gaat om het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Dit is een regeling die uitgevoerd wordt door gemeenten. De Bbz is bedoeld om te voorkomen dat ZZP’ers in de bijstand terecht komen. Als ZZP-er kun je met het Bbz een (renteloze) lening krijgen, of een aanvulling van het inkomen tot bijstandsniveau. Iedere gemeente mag zijn eigen voorwaarden stellen, maar moet meewerken aan het Bbz. Om voor Bbz in aanmerking te komen moet u als ZZP-er minimaal 1.225 uur per jaar in de onderneming werken, een inkomen onder bijstandsniveau hebben en geen andere financiering kunnen krijgen. Vraag naar uw rechten bij uw gemeente.

ZZP-er: claim BTW-aftrek op werkkamer in eigen woning

Een ondernemer die uitsluitend BTW-belaste prestaties verricht, heeft recht op aftrek van BTW op alle uitgaven die verband houden met die BTW-belaste prestaties. Dat geldt ook voor investeringsuitgaven voor een werkkamer in een nieuwe eigen woning. Als u, ZZP-er, een nieuwe woning koopt of laat bouwen en direct in die woning een werkkamer laat inrichten, kunt u een evenredig gedeelte van de BTW op de bouw van die woning in aftrek brengen als voorbelasting. Denk aan de omzetbelasting op de aankoop van de grond, de aanneemsom en de exploitatiekosten. Let op: bij verkoop van de woning binnen 10 jaar na de eerste ingebruikneming is de herzieningsregeling van toepassing en moet u een tijdsevenredig gedeelte van de als voorbelasting afgetrokken BTW weer afdragen aan de Belastingdienst.

Zorg voor een urenadministratie!

Het urencriterium is de sleutel tot vele fiscale gunstregelingen voor IB-ondernemers. Denk aan de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek, de oudedags-reserve, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en de meewerkaftrek.
U moet aannemelijk maken dat u in een kalenderjaar ten minste 1.225 uur aan de onderneming hebt besteed. Als u geen startende ondernemer (meer) bent, en u verricht naast het werk voor uw onderneming nog andere werkzaamheden (in of buiten dienstbetrekking), dan moet u tevens aannemelijk maken dat van de voor werkzaamheden beschikbare tijd meer dan de helft is besteed aan uw onderneming. Het is noodzakelijk dat u bijhoudt hoeveel uren u voor de onderneming bezig bent en wat u in die tijd hebt gedaan. Een achteraf opgemaakte urenstaat en/of een te globale urenstaat kan ertoe leiden dat de zelfstandigenaftrek en enkele andere ondernemersfaciliteiten worden geweigerd. Bij de bestede uren moet u niet alleen denken aan de directe uren. Ook de indirecte uren kunnen meetellen. Denk hierbij aan reisuren (waaronder óók het woon-werkverkeer), overleg en onder-houdswerkzaamheden, telefoongesprekken met klanten, administratievoering, acquisitie, enzovoort. Dergelijke indirecte werkzaamheden worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming, de daaraan bestede uren tellen mee voor het urencriterium.

Starter: voorbereidingstijd telt mee voor urencriterium

Een starter voldoet aan het urencriterium als hij per jaar ten minste 1.225 uur in én voor zijn onderneming werkt. Wordt de onderneming in de loop van het jaar gestart, dan blijft de urengrens onverkort op 1.225 uur gehandhaafd: er vindt géén tijdsevenredige vermindering plaats. Voor de 1.225 uren tellen alle uren met directe én indirecte werkzaamheden mee. Ook de tijd die gespendeerd wordt aan het op peil houden of brengen van algemene vaardigheden als ondernemer. Plus de voorbereidingstijd om de onderneming van de grond te krijgen. Denk aan de uren die besteed worden voor het schrijven van een businessplan, het volgen van seminars, het overleggen met potentiële financiers, de contacten met de Kamer van Koophandel of het bouwen van een goede website. Zelfstandigen zonder personeel en alle andere starters mogen deze uren meetellen om aan het urencriterium te voldoen.

Starter: benut de aanloopverliezen

Bent u net gestart met het opzetten van een onderneming? Gaan de kosten voorlopig nog vóór de baat uit? Houd er dan rekening mee dat starters de aanloopverliezen over de eerste vijf jaar pas mogen verrekenen in het eerste jaar dat zij door de Belastingdienst als ondernemer worden aangemerkt. De verliezen kunnen niet worden teruggewenteld naar inkomsten in voorgaande jaren.

Extra voordeel voor arbeidsongeschikte ondernemer

Geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikten die een bedrijf willen beginnen, wordt een extra fiscale stimulans geboden. Zij krijgen een aftrekpost van € 12.000 in het eerste jaar, € 8.000 in het tweede jaar en € 4.000 in het derde jaar waarin zij startende ondernemer zijn. Deze extra aftrekpost kan niet hoger zijn dan het bedrag van de fiscale winst: door de aftrek kan geen verlies ontstaan. Voorwaarde voor de aftrek is dat zij op jaarbasis ten minste 800 uren werkzaam zijn voor hun onderneming: de grens van het urencriterium van 1.225 uren wordt voor deze groep startende ondernemers verminderd tot 800 uren. Door nog dit jaar de noodzakelijke maatregelen te nemen kunt u direct volgend jaar als ondernemer mét de aftrek voor arbeidsongeschikte ondernemer van start gaan.

Starters: maximaal willekeurig afschrijven

Startende ondernemers kunnen hun investeringen over 2019 tot een maximum van € 318.449 willekeurig – desgewenst in één keer tot op de restwaarde of bij een investering in een bedrijfspand tot op de bodemwaarde – afschrijven. U komt in aanmerking voor deze faciliteit als u over 2019 recht hebt op startersaftrek. Dat is het geval indien u dit jaar ten minste 1.225 uur voor de eigen onderneming hebt gewerkt, in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren niet voor eigen rekening een onderneming hebt gedreven én in die voorafgaande vijf jaren niet meer dan 2x de zelfstandigenaftrek hebt toegepast. Is 2019 het laatste jaar waarin u als starter wordt aangemerkt? Zorg dan dat u dit jaar nog maximaal investeert om de faciliteit optimaal te benutten. Door als starter de vrije afschrijving optimaal te benutten, kan over 2019 nog maximaal worden afgeschreven. Door die extra afschrijving kan een (fiscaal) verlies uit onderneming ontstaan. Dat verlies kan worden verrekend met de positieve inkomsten (bijvoorbeeld vanwege uw inkomsten uit arbeid) in de drie voorgaande jaren en de negen volgende jaren. Dat kan dus direct een belastingteruggave opleveren, waarmee de liquiditeitspositie van uw onderneming wordt verbeterd. Door de vrije afschrijving kan de belastingbesparing op afschrijvingen worden gemaximaliseerd.

WAS vóór ingebruikneming bedrijfsmiddel!

De willekeurige afschrijving voor starters (WAS) is mogelijk zodra u als startende ondernemer verplichtingen bent aangegaan om een bedrijfsmiddel te verwerven of te verbeteren, of als u voor dat bedrijfsmiddel voortbrengingskosten heeft gemaakt. De willekeurige afschrijving is niet gekoppeld aan de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel: u kunt voordien ook al afschrijven. De wet beperkt die afschrijving wel nadrukkelijk tot maximaal het bedrag dat terzake van die verplichtingen is betaald, of het bedrag dat als voortbrengingskosten is gemaakt. Tot het ‘betaalde’ bedrag behoort ook een betaling van de koopsom van het bedrijfsmiddel middels een geldlening van de verkoper aan de koper.

Vermogensetikettering: privé- of bedrijfsvermogen?

De ondernemer die een pand koopt en dat voor zakelijke én privédoeleinden gaat gebruiken, moet de regels van de vermogensetikettering op dat pand toepassen. Centrale vraag daarbij is of hij het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen moet rekenen of alleen het gedeelte dat voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt. Een belangrijk criterium daarbij is of het pand bouwtechnisch splitsbaar is in een bedrijfs- en een privégedeelte. Is dat het geval, dan moet het pand dienovereenkomstig geëtiketteerd worden: het bedrijfsgedeelte is verplicht ondernemingsvermogen, het woongedeelte verplicht privé. De ondernemer heeft dan géén keuzerecht. De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt genuanceerd. Als er sprake is van een juridisch ongesplitst pand, behoort het niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte van dat pand tot het keuzevermogen: de ondernemer kan binnen de grenzen van de redelijkheid kiezen of hij dat gedeelte van het pand tot zijn privé- of tot zijn ondernemingsvermogen rekent. Maar dat niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte mag weer niet tot het ondernemingsvermogen gerekend worden als dat deel van het pand zelfstandig rendabel is te maken, én vaststaat dat het door de ondernemer uitsluitend ter voorziening in zijn woonbehoefte zal worden gebruikt, én niet op enigerlei wijze dienstbaar zal zijn aan de onderneming. Een kwalificatie als ondernemingsvermogen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Hebt u het afgelopen jaar geïnvesteerd in een woon-werkpand? Beoordeel deze investering dan samen met uw adviseur om een correcte vermogensetikettering veilig te stellen.

Woning bij bedrijfshal: keuzevermogen

De ondernemer die een woonhuis koopt, moet die woning in beginsel tot zijn (verplichte) privévermogen rekenen. Wonen is nu eenmaal privé. Maar als de ondernemer een niet te verwaarlozen gedeelte van de woning voor zijn onderneming gebruikt, dan pakt de vermogensetikettering anders uit. Er is dan sprake van een pand in gemengd gebruik, en de ondernemer kan – soms moet – die woning geheel of gedeeltelijk tot het bedrijfsvermogen rekenen. De rechter trekt de ondergrens hierbij op een bedrijfsmatig gebruik van een gedeelte van de woning van ten minste 10%. Rechtbank Gelderland heeft die grens verruimd: bij een zakelijk gebruik van minder dan 10% van de woning kan de gehele woning tot het keuzevermogen worden gerekend als de ondernemer de woning heeft gekocht om die ‘ten dienste van de onderneming te gaan gebruiken’. Deze uitspraak van Rechtbank Gelderland biedt ondernemers met een persoonlijke onderneming nieuwe mogelijkheden om hun woonhuis tot het ondernemingsvermogen te rekenen.

Vermogensetikettering herzien?

Heeft u, IB-ondernemer. een paar jaar geleden een woon-werkpand gekocht en dat geheel tot uw privévermogen gerekend? Als u dat pand duur gekocht heeft, is de kans groot dat het in de nabije toekomst in waarde zal dalen. Die waardedaling is voor u niet aftrekbaar, omdat u het pad geheel tot uw privévermogen heeft gerekend: u moet die waardedaling in privé nemen. Staat het vastgoed (terecht) op de balans van een onderneming, dan kan de waardedaling van dat vastgoed in mindering worden gebracht op het bedrijfsresultaat, uiterlijk op het tijdstip dat het verlies zich bij verkoop van het pand manifesteert.
Vreest u dat die waardedaling zich binnenkort zal voordoen? Ga dan (met uw adviseur) na welke mogelijkheden er zijn om dat pand alsnog op de bedrijfsbalans op te voeren. Zo’n herziening van de vermogensetikettering is toegestaan bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Denk aan een ingrijpende wijziging van gebruik, een wijziging in de rechtsverhouding of nieuwe wetgeving.

Wonen en werken in één pand: meer kostenaftrek

De ondernemer die in zijn privéwoning woont én werkt, kan de kosten van de werkruimte in zijn woning slechts als bedrijfskosten opvoeren als er sprake is van een ‘kwalificerende werkruimte’.
Als dat niet het geval is (bijvoorbeeld omdat de werkruimte geen afzonderlijke eigen ingang heeft), dan is slechts een beperkte kostenaftrek mogelijk: de wet staat een jaarlijkse, forfaitaire aftrek toe van ten hoogste het voordeel uit sparen en beleggen (box 3). De Hoge Raad heeft deze regeling genuanceerd: de ondernemer kan naast die aftrekpost ook kosten in aftrek brengen die in huurverhoudingen normaliter ten laste van de huurder komen. De wetgever heeft deze uitbreiding in de wettekst opgenomen.
Zorg ervoor dat uw adviseur de aanvullende kostenaftrek tijdig bij de inspecteur aankaart.

Herinvesteren binnen drie jaar

Onder voorwaarden kunt u de boekwinst bij vervreemding van een bedrijfsmiddel opnemen in een herinvesteringsreserve. Hiervoor is onder andere vereist dat u op de balansdatum een voornemen heeft om te herinvesteren in een bedrijfsmiddel. De herinvesteringstermijn bedraagt in principe maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht.
U moet die termijn dus goed in de gaten houden als u het verleden een herinvesteringsreserve heeft gevormd. Heeft u bijvoorbeeld een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar, dan loopt op 31 december 2019 de driejaarstermijn af voor de herinvesteringsreserve die in de loop van 2016 op de balans is gezet. Voor het einde van de herinvesteringstermijn moet u een verplichting zijn aangegaan tot herinvestering van het bedrijfsmiddel. Doet u dat niet, dan valt de reserve of het restant daarvan vrij in de winst. U betaalt dan alsnog belasting over de boekwinst op het bedrijfsmiddel.

Renteaftrek eigen woning: privé of in de zaak

De regels voor de renteaftrek op de eigen woning – met een verplichte aflossing van de eigenwoninglening in 30 jaar, tenminste annuïtair – gelden alleen voor particulieren. Voor ondernemers die hun woning tot het ondernemingsvermogen rekenen, gelden die regels niet: zij kunnen de woning nog steeds financieren met een aflossingsvrije lening. Dit verschil in fiscale behandeling kan een goede reden zijn om de vermogensetikettering van uw woon-werkpand te herzien. Overleg het eens met uw adviseur.

OR-reservering in jaar van staking

Gaat u dit jaar stoppen met uw eenmanszaak? Stopt u helemaal als ondernemer, of gaat u uw onderneming omzetten in een bv? Vergeet dan niet om in het laatste jaar van uw eenmanszaak maximaal te doteren aan de oudedagsreserve (OR). Die OR kunt u bij staking van de onderneming belastingvrij omzetten in een stamrecht, een recht op lijfrente-uitkeringen voor de oude dag. De wet staat die omzetting toe tot een maximumbedrag dat afhankelijk is van onder meer de leeftijd van de ondernemer. Op dat maximumbedrag moeten de eerder opgebouwde oudedagsvoorzieningen in aftrek worden gebracht. Die aftrek geldt niet voor de OR-toevoeging in het laatste jaar van uw IB-onderneming. Dat biedt u extra aftrek voor uw oudedagsvoorziening!

Een zakelijke beloning voor uw meewerkende partner

Indien uw partner meewerkt in de zaak, is het reëel om daarvoor een adequate beloning toe te kennen. U heeft de keuze uit drie mogelijkheden (als u geen man/vrouwfirma bent aangegaan), te weten: u kunt een dienstbetrekking met uw partner aangaan, een reële arbeidsbeloning overeenkomen of kiezen voor de meewerkaftrek. Voor een civielrechtelijke dienstbetrekking met uw partner is vereist dat er sprake is van een gezagsverhouding uit hoofde van de dienstbetrekking. Bij zo’n dienstbetrekking kunt u gebruikmaken van faciliteiten in de loonbelasting. Indien u uw partner een reële arbeidsbeloning toekent, kunt u deze vergoeding als arbeidskosten ten laste van de winst brengen. Vereist is dan wel dat die vergoeding € 5.000 of meer bedraagt.

Let op: U moet de arbeidsbeloning periodiek aan uw partner betalen. Betaling dient plaats te vinden op een bank- of girorekening die op naam van de partner staat; desgewenst kunt u de vergoeding periodiek overmaken op een en/of rekening. De meewerkaftrek is een faciliteit waarbij u in verband met de arbeid van uw in de onderneming meewerkende partner een forfaitair vast te stellen percentage, oplopend van 1,25% tot maximaal 4%, ten laste van de winst kunt brengen. Indien de meewerkaftrek wordt toegepast wordt uw meewerkende partner niet zelfstandig in de belastingheffing betrokken. U kunt de meewerkaftrek toepassen indien u als ondernemer winst geniet, aan het urencriterium voldoet en uw partner in het kalenderjaar gedurende ten minste 525 uren arbeid in uw onderneming verricht zonder daarvoor enige vergoeding te ontvangen die u ten laste van uw winst kunt brengen.
De keuze voor een dienstbetrekking, een reële arbeidsbeloning of de meewerkaftrek wordt bepaald door de feitelijke situatie. Van belang is onder meer in welke tariefschijf u en uw partner vallen, het aantal uren dat uw partner meewerkt in de onderneming, de hoogte van de genoten beloning enzovoort. Bij kleinere arbeidsbeloningen zal toepassing van de meewerkaftrek doorgaans voordeliger zijn. Laat uw adviseur nog voor het einde van het jaar nagaan welke mogelijkheid voor u en uw partner de beste is.

Verwerk ander BTW-nummer in uw administratie!

Heeft u eenmanszaak en bent u BTW-plichtig, dan heeft u waarschijnlijk pas geleden een nieuw BTW-identificatienummer van de Belastingdienst ontvangen. Dit is het gevolg van een uitspraak van Rechtbank Amsterdam van eerder dit jaar waarin de rechter stelde dat er geen wettelijke grondslag is voor het gebruik van het burgerservicenummer in het BTW-nummer. De Belastingdienst moest op basis van deze uitspraak het BTW-nummer aanpassen. Het gevolg hiervan is dat u ook uw facturen, briefpapier, website en alle andere zakelijke communicatiemiddelen vóór 1 januari 2020 moet aanpassen. Controleer ook of er nog wijzigingen nodig zijn in uw administratiesoftware!
De toekenning van dit nieuwe nummer wil niet zeggen dat het oude nummer de prullenbak in kan. U moet het oude BTW-identificatienummer namelijk nog wel blijven gebruiken voor uw communicatie met de fiscus. Dit is onder andere nodig voor het verzorgen van de BTW-aangifte. U moet dus twee nummers naast elkaar blijven gebruiken.

Benut de kleineondernemersregeling

Als ondernemer/natuurlijk persoon kunt u de kleineondernemersregeling (KOR) in de BTW toepassen. De wetgever wil kleine ondernemers zo buiten de BTW houden. De KOR kent twee grenzen. Als eerste is dat een bedrag aan af te dragen BTW van € 1.345 per jaar. Dat is een saldobedrag, het verschil tussen de af te dragen BTW en de als voorbelasting te verrekenen belasting. Moet u niet meer dan € 1.345 afdragen, dan hoeft u niets af te dragen. U kunt het BTW-bedrag behouden. Boven de € 1.345 geldt een glijdende schaal tot € 1.883 aan per saldo af te dragen BTW. Bij een af te dragen belasting tussen deze twee bedragen krijgt u een tegemoetkoming van 2,5 x (€ 1.883 minus de af te dragen BTW). Boven de € 1.883 moet u alle BTW afdragen.
Haalt u het maximumbedrag van € 1.883 niet, dan is het te overwegen om nog dit jaar investeringen of uitgaven te doen om de KOR optimaal te benutten. Als u de KOR kunt benutten, moet u oppassen met de inkoop van goederen voor uw onderneming in het buitenland. De BTW over deze buitenlandse inkopen moet u in de BTW-aangifte verantwoorden als verwerving, en vervolgens kunt u datzelfde bedrag als voorbelasting aftrekken. Maar de BTW over deze inkoop mag u niet meenemen voor de berekening van de KOR. Door die buitenlandse inkopen kunt u zo de KOR mislopen.

Per 1 januari 2020 wordt de opzet van de KOR ingrijpend gewijzigd: het wordt een omzetregeling. Vanaf volgend jaar is de nieuwe KOR gerelateerd aan de omzet. Is die minder dan € 20.000, dan kunt u de kleineondernemersregeling gebruiken. Bovendien kunnen ook BV’s, stichtingen en verenigingen straks een beroep doen op de KOR! U moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

* U moet ondernemer voor de BTW zijn;
* U moet als ondernemer in Nederland gevestigd zijn; en
* Uw omzet is niet hoger dan € 20.000 per kalenderjaar. Niet alle omzet telt echter mee bij het bepalen van deze grens (zie hiervoor het hulpmiddel op de website van de Belastingdienst).

De Belastingdienst heeft een aanmeldingsformulier op zijn website staan. Als u nu al gebruikmaakt van de KOR, valt u straks automatisch onder de nieuwe omzetregeling. Wilt u dat niet meer, dan kunt u zich via het afmeldingsformulier afmelden.
Een ander verschil met de huidige regeling is de ‘afkoeltermijn’. Als u ervoor kiest om de KOR te gebruiken, zit u er ook minstens drie jaar aan vast. Stapt u uit de KOR, dan mag u de regeling de eerstvolgende drie jaar niet gebruiken.

Let op de gebruikelijkheidstoets: pak een hoofdtaak!

De ondernemer die samen met zijn partner zijn onderneming drijft in de vorm van een firma of maatschap, moet bij de onderlinge taakverdeling rekening houden met de gebruikelijkheidstoets. Die toets richt zich op het aantal uren dat de partner binnen het samenwerkingsverband werkt. Daarbij tellen de gewerkte uren niet mee als de partner hoofdzakelijk (voor meer dan 70%) ondersteunende werkzaamheden verricht én derden – niet door een partnerschap verbonden personen – in eenzelfde situatie normaliter niet een firma of maatschap aangaan. De partner haalt dan de vereiste 1.225 uur per jaar niet, voldoet niet aan het urencriterium en dat kost hem of haar de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek én de vorming van de fiscale oudedags- reserve. Om de gebruikelijkheidstoets goed door te komen, moet de partner zich voor meer dan 30% van de werktijd bezighouden met hoofdtaken binnen de onderneming. Bij het onderscheid tussen ondersteunende werkzaamheden en hoofdtaken telt ervaring wel degelijk mee. Zorg ervoor dat u/uw partner kan aantonen dat hij/zij voor ten minste 31% van de werktijd een hoofdtaak binnen de onderneming verricht. De belastingrechter heeft recent beslist dat het zelfstandig verrichten van declarabele werkzaamheden dé bepalende factor is bij die gebruikelijkheidstoets. Niet van belang is of de ondersteunende partner die werkzaamheden op eigen naam kan declareren.

Een voortzettingsbeding helpt u verder

Echtgenoten/partners die samen een onderneming drijven of een praktijk voeren in een firma of maatschap, doen er verstandig aan om een voortzettingsbeding in het firma- of maatschapscontract op te nemen. Met het hoge percentage aan echtscheidingen – ruim 39% van alle huwelijken eindigt door echtscheiding – is het aan te raden om in zo’n beding vast te leggen wie van beide partners de onderneming bij echtscheiding mag voortzetten, en welke berekeningsmethode moet worden toegepast om de waarde van de onderneming vast te stellen bij de ontbinding van de firma of maatschap. Regeren is vooruitzien, ook zakelijk.

Draag uw onderneming belastingvrij over

De wet inkomstenbelasting kent een doorschuiffaciliteit, waarmee u uw onderneming – of een gedeelte daarvan – zonder belastingheffing kunt overdragen. Benut u deze faciliteit, dan moet de bedrijfsopvolger ‘in uw fiscale schoenen stappen’: hij moet uw fiscale boekwaarden overnemen, uw goedkoopmansgebruik, uw resterende rechten op investeringsaftrek en verplichtingen tot desinvesteringsbijtelling, enzovoort. U kunt de doorschuiffaciliteit toepassen bij overdracht van uw onderneming aan uw partner, in de familie of aan een derde. Voorwaarde is wél dat u ten minste drie jaar (36 maanden) de onderneming in een samenwerkingsverband voor gezamenlijke rekening heeft gedreven voordat u de onderneming geruisloos kunt doorschuiven. De doorschuiffaciliteit is ook van toepassing bij overdracht van een (gedeelte van een) onderneming aan een werknemer die tenminste drie jaar bij die onderneming in loondienst is geweest. Daarbij worden geen eisen gesteld aan de kwaliteit van de werknemer, noch aan de omvang van de dienstbetrekking: overdracht aan een parttime medewerker is zonder meer mogelijk. Wilt u uw onderneming binnenkort aan een familielid of aan een van uw werknemers overdragen, dan kan de doorschuiffaciliteit interessant voor u zijn. Laat uw belastingadviseur de mogelijkheden eens voor u op een rijtje zetten.

Zonder afrekening naar een nieuwe onderneming

Een ondernemer kan zonder fiscale afrekening vanuit de ene onderneming een andere onderneming starten. De ondernemer kan met deze doorschuifregeling de boekwinst op bedrijfsmiddelen bij staking van zijn onderneming belastingvrij reserveren en die vervolgens afboeken op de investeringen in bedrijfsmiddelen in zijn nieuwe onderneming. Die herinvestering moet dan wel (in beginsel) binnen één jaar na de staking van de onderneming plaatsvinden. Als dat niet binnen één jaar lukt, kunt u bij de inspecteur om termijnverlenging vragen.

Uitkoop medefirmant, uitkoopsom ineens aftrekbaar

Bent u in conflict met uw zakelijke partner in de firma? Wilt u uw medevennoot het liefst uitkopen? Goede kans dat u die uitkoopsom ineens ten laste van uw winst kunt afboeken. Beslissend is waarom u die medevennoot uitkoopt. Doet u dat om uw eigen winstaandeel te vergroten, dan moet u de uitkoopsom fiscaal als betaalde goodwill aanmerken. U kunt de uitkoopsom dan in tien jaar tijd afschrijven ten laste van uw winst. Maar koopt u uw medevennoot uit om ‘van hem af te zijn’, omdat hij er niets van maakt, en schuld op schuld in de zaak stapelt, dan kunt u een aftrek ineens goed verdedigen. Door uw medevennoot uit te kopen voorkomt u dat hij nog meer schulden in de zaak kan maken waar u – als medevennoot – hoofdelijk voor aansprakelijk bent. En u voorkomt dat de zaak failliet zal gaan. De uitkoop heeft dan plaatsgevonden omdat het handhaven van de medevennoot in een leidende rol binnen de onderneming, met het oog op het bedrijfsbelang, niet langer verantwoord was. De belastingrechter heeft met deze motivering een aftrek ineens aanvaard.

Nieuwe vennoot aansprakelijk voor oude schulden

De vennoten in een vennootschap onder firma – een VOF –zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van die vennootschap. Schuldeisers moeten zich eerst verhalen op het afgescheiden vermogen van de firma. Is dat onvoldoende, dan kunnen zij aanspraak maken op het privévermogen van ieder van de vennoten. De Hoge Raad heeft beslist dat die hoofdelijke aansprakelijkheid direct ingaat bij toetreding van een vennoot, voor àlle verplichtingen van de VOF, ook voor de verplichtingen die de VOF is aangegaan vóór zijn toetreding. Deze acute hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ook voor beherende vennoten in een commanditaire vennootschap (CV), maar niet voor de maten in een maatschap.

Is een BV niet voordeliger?

Ondernemers met een eenmanszaak, of een aandeel in een firma moeten zich elk jaar opnieuw afvragen of het niet voordelig is om hun onderneming om te zetten in een BV. Het verschil in belastingdruk tussen een BV en een persoonlijke onderneming, zoals een eenmanszaak of een aandeel in een firma, wordt steeds groter. De druk van de vennootschapsbelasting op de eerste € 200.000 winst in de BV komt uit op 19%. Bij een onderneming die onder de heffing van inkomstenbelasting valt, worden bij een dergelijk winstniveau alle tariefschrijven geraakt, te beginnen met een heffing in de eerste schijf van 36,65%, en oplopend tot 51,75%. Dat verschil met de vennootschapsbelasting kan niet worden goedgemaakt met de fiscale faciliteiten zoals de MKB-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek. Het devies is dan ook duidelijk: ondernemers die winst van enige omvang maken, moeten nagaan of zij niet beter hun onderneming in een BV kunnen omzetten. Zeker als er naar verwachting ook de komende jaren een goede winst zal worden behaald. Dat levert op liquiditeitsbasis een substantieel voordeel op. Bij de BV-belastingdruk moet nog wel rekening worden gehouden met een aanmerkelijk-belangheffing van 25% over de winstreserves in de BV, maar die heffing kan zonder al te veel problemen langdurig worden uitgesteld. De komende jaren zal de AB-heffing wel stijgen: in 2020 naar 26,25% en in 2021 naar 26,9%. Nú is het een geschikt moment om de cijfers voor deze afweging op een rij te zetten. Want als u nog dit jaar als BV verder wilt, moet u direct actie ondernemen. Bij omzetting van de eenmanszaak en dergelijke in een BV moet met de fiscus afgerekend worden over de stille reserves en goodwill (de stakingswinst). Daarbij kan gebruik worden gemaakt van diverse fiscale faciliteiten. Naast de omzetting mét fiscale afrekening kan de eenmanszaak ook fiscaal geruisloos in een BV worden omgezet. De wet stelt daartoe diverse voorwaarden. Overleg met uw adviseur welke methode in uw situatie de beste is.

Onverwacht groot voordeel? Ga geruisloos de BV in!

Heeft u, ondernemer met een eenmanszaak, in dit jaar een onverwacht groot voordeel geïncasseerd? Een lot uit de loterij? Bijvoorbeeld omdat de verhuurder de huur van uw bedrijfspand voortijdig wil beëindigen en u een substantiële ‘oprotpremie’ biedt. Of omdat u een onverwachte hoge vergoeding heeft verkregen bij verkoop van een zelfontwikkelde software applicatie?
Die onverwachte bate gaat u ruim 44% aan inkomstenbelasting kosten, het maximumtarief van 51,75%, verminderd met de 14% MKB-winstvrijstelling. U kunt die directe hoge heffing matigen door uw eenmanszaak met terugwerkende kracht om te zetten in een BV. In de BV betaalt u veel minder belasting over die eenmalige hoge bate, 19% of 25% vennootschapsbelasting, en misschien in de verre toekomst nog de aanmerkelijkbelang-heffing. Met een geruisloze inbreng in de BV kunt u – onder voorwaarden – 9 maanden teruggaan in de tijd. Geruisloos wil zeggen dat u bij de omzetting van de eenmanszaak in de BV niet hoeft af te rekenen met de fiscus over de stille reserves en andere meerwaarden in uw onderneming: de eenmanszaak schuift geruisloos door in een BV. Voor zo’n geruisloze inbreng had u een voorovereenkomst of intentieverklaring (tot inbreng in de BV) vóór 1 oktober 2019 bij de Belastingdienst moeten laten registreren. U moet om terugwerkende kracht tot 1 januari verzoeken. Financiën weigerde tot voor kort die terug-werkende kracht als daardoor een incidenteel fiscaal voordeel wordt behaald. Maar zo heeft onze Hoge Raad beslist, het tariefvoordeel van de BV is geen incidenteel, maar een permanent voordeel. Dat kan de terugwerkende kracht niet blokkeren.

Administratie over 2012 mag u weggooien

U bent wettelijk verplicht om uw administratie gedurende zeven jaar te bewaren. Dit geldt in ieder geval voor de zogenoemde basisgegevens: het grootboek, de debiteuren- en crediteurenadministratie, de voorraadadministratie, de in- en verkoopadministratie en de loonadministratie. Dit betekent dat u aan het einde van dit jaar de administratie over 2012 en eerdere jaren mag weggooien. Let er daarbij wel op dat voor sommige gegevens een uitzondering geldt. De termijn van zeven jaar geldt bijvoorbeeld niet voor gegevens van onroerende zaken. U moet deze gegevens namelijk tien jaar bewaren in verband met de herzieningstermijn. Daarnaast mag u documenten zoals aktes, pensioen- en lijfrente polissen sowieso niet weggooien.