Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep 2020-06b

Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep 2020-06b
7 december 2020 Marleen Haring

Eindejaarstips 2020 voor ondernemers met een BV

Inspelen op de veranderingen in het VPB-tarief

Het tarief van de vennootschapsbelasting gaat de komende jaren omlaag en er gaat een ruimere eerste schijf gelden. Het tarief in de eerste schijf – bij een winst in de BV tot € 200.000 – bedraagt nu 16,5%. De komende jaren gaat dat tarief naar 15%. Daarnaast stijgt de winst die in de eerste schijf valt. In 2021 gaat die grens naar € 245.000 en een jaar later naar € 395.000.
In de tweede tariefschijf – voor winst in de BV boven de € 200.000 – blijft het tarief 25% voor de komende drie jaar. Eigenlijk had het kabinet juist ‘beloofd’ dat het hoge tarief in 2021 omlaag zou gaan van 25% naar 21,7%, maar dat gaat nu toch niet door.
De gefaseerde tariefverlaging noodzaakt tot het naar voren halen van kosten en voorzieningen naar 2020 – die kunnen dan nog tegen 16,5% in aftrek worden gebracht – en het zoveel mogelijk uitstellen van winst om die te realiseren tegen het lage tarief van 15% in 2021. Denk aan afwaarderingen op lagere bedrijfswaarde, het opvoeren van voorzieningen, een lagere waardering van voorraden en onderhanden werk, enzovoorts. Dat vraagt wel om een aanpassing van de waarderingsgrondslagen van het goed koopmansgebruik. Dat kan zonder problemen, zolang maar geen sprake is van het wijzigen van goed koopmansgebruik gericht op het behalen van een incidenteel belastingvoordeel.

Carry-forward: volgorde verliesverrekening aangepast

De voorwaartse verliesverrekening – carry forward – in de vennootschapsbelasting is per 1 januari 2019 teruggebracht van negen naar zes jaar. De achterwaartse verliesverrekening – carry back – is nog steeds één jaar.
De verkorte termijn geldt voor verliezen die vanaf (het boekjaar) 2019 worden geleden. Om te voorkomen dat een verlies tot en met 2018 – dat negen jaar verrekenbaar is, tot uiterlijk 2027 – eerder verrekend moet worden dan een verlies vanaf 2019 – dat maar zes jaar verrekenbaar is – geldt er een overgangsregeling. Op grond hiervan wordt de volgorde van verliesverrekening aangepast: een verlies uit 2019 of 2020 mag u eerder verrekenen dan een verlies uit 2017 of 2018.

De beperking van de carry-forward verliesverrekening geldt ook voor een verlies uit aanmerkelijk belang (inkomstenbelasting / box 2).
Op Prinsjesdag heeft het kabinet aangekondigd dat de verliesverrekening vanaf 2022 wijzigt. Vanaf dat moment zijn verliezen onbeperkt voorwaarts te verrekenen. Maar er komt wel een maximum: boven de € 1 miljoen zijn verliezen nog maar voor 50% verrekenbaar.

Het AB-tarief gaat verder omhoog

Het tarief in box 2 voor het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang wordt gefaseerd verhoogd, van 26,25% per 1 januari 2020 naar 26,9% per 1 januari 2021. Met deze tariefsverhoging wil de overheid het globale evenwicht qua belastingheffing tussen BV’s en ondernemingen in de inkomsten-belasting in stand houden.
De tariefsaanpassing kent géén respecterende werking: de tariefsverhoging geldt ook voor oude winstreserves in de BV.

Dividend uit de BV: kies de tbs-route!

Gaat u, DGA, aan het einde van dit jaar dividend uitkeren om de verhoging van het aanmerkelijkbelangtarief vóór te zijn? Kies dan voor de tbs-route!
Als de BV u eind december het dividend uitkeert valt dat in box 3 op de aansluitende peildatum van 1 januari. U bent over dat bedrag dan direct vermogensrendementsheffing verschuldigd. Dat kan meer zijn dan de verhoging van het aanmerkelijkbelang-tarief!
U kunt de box 3-heffing op de aansluitende peildatum vermijden als de BV u het dividend (minus de ingehouden dividendbelasting) kortlopend schuldig blijft. U krijgt dan een vordering op uw BV en die valt bij u onder de terbeschikkingstellingsregeling, in box 1. Als de BV de schuld aan u direct ná 1 januari aflost, moet de BV u over een paar dagen een rentevergoeding betalen en die moet u in box 1 onder de tbs-regeling aangeven.
Daarna heeft u bijna een jaar de tijd om te bepalen wat u definitief met het netto dividend wilt gaan doen. Let op dat de uw dividendvordering niet gesaldeerd kan worden met uw schuld in rekening-courant aan de BV. Zorg voor zakelijke voorwaarden op de geldlening!

Coronacrisis: vraag uitstel van betaling

Veel ondernemers verkeren in zwaar weer door de coronacrisis. Het betalen van belasting kan daardoor lastig zijn. Het kabinet heeft daarom de mogelijkheden voor het verkrijgen van bijzonder uitstel van betaling verruimd. U kunt nog tot 31 december 2020 uitstel van betaling aanvragen voor uw BV. Heeft u al eerder uitstel gekregen, dan is het nog steeds mogelijk om het uitstel te verlengen. Deze maatregel eindigt op 31 december 2020.
Eindigt het uitstel voor uw BV, dan moet u vanaf dat moment bij de eerstvolgende aangifte weer gewoon belasting betalen. Voor het terugbetalen van de openstaande belastingbedragen heeft een kabinet een speciale regeling in het leven geroepen. Vanaf 1 juli 2021 moet uw BV de belastingschuld gaan aflossen. Deze aflossing kunt u uitsmeren over een periode van maximaal 36 maanden.

Vorm nog een coronareserve

De coronacrisis heeft grote financiële gevolgen voor veel ondernemingen. Heeft u in 2020 verlies geleden, dan kunt u profiteren van de coronareserve. Met de coronareserve kan een onderneming voor de vennootschapsbelasting (VPB) coronagerelateerd verlies uit 2020 versneld verrekenen met de winst uit 2019.
De fiscale coronareserve mag niet groter zijn dan de winst van het jaar 2019 die zou zijn behaald zonder de vorming van een fiscale coronareserve. De fiscale coronareserve wordt in het jaar volgend op het jaar waarin deze reserve is gevormd, volledig in de winst opgenomen.

Voor het vormen van een coronareserve gelden de volgende voorwaarden:
* Er moet sprake van een verwacht coronagerelateerd verlies in het boekjaar 2020.
* Het verwachte coronagerelateerde verlies mag niet hoger zijn dan het totale verlies dat de VPB-plichtige verwacht over het boekjaar 2020.
* De dotatie aan de coronareserve in 2019 is maximaal de winst over het boekjaar 2019 die zou gelden zonder de vorming van deze reserve.
* De coronareserve moet uiterlijk in het boekjaar 2020 helemaal in de winst zijn opgenomen.
* De dotatie aan de coronareserve wordt in de aangifte VPB 2019 in de rubriek Overige fiscale reserves opgenomen.

Strenge aanpak excessief lenen bij de BV

Het kabinet wil het excessief lenen bij de eigen BV stevig aanpakken. De DGA die een schuld heeft bij zijn BV van meer dan € 500.000 moet over dat meerdere direct met de fiscus afrekenen, in box 2 tegen het aanmerkelijkbelang-tarief. Eigenwoningschulden worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Dat geldt niet alleen voor bestaande eigenwoningschulden, maar ook voor nieuwe gevallen. De toegestane limiet van de eigenwoningschuld plus € 500.000 geldt overigens voor de DGA én zijn partner gezamenlijk. Veel DGA’s lenen grote bedragen van hun eigen BV, met name om in privé te beleggen. Uit onderzoek blijkt dat de 225.000 DGA’s in 2015 meer dan € 51 miljard van de eigen BV leenden. Circa 23.000 DGA’s – 10% van het totale aantal DGA’s – leenden per persoon meer dan € 500.000 bij hun BV, in totaal ruim € 30 miljard. Door geen dividend uit te keren, maar geld te lenen van de BV wordt de aanmerkelijkbelang-heffing langdurig uitgesteld. He kabinet wil dat “belastinguitstel gaan ontmoedigen door schuldverhoudingen van DGA’s met hun eigen vennootschap boven de € 500.000 te belasten in box II”. De maatregel treft alle schulden van de DGA bij zijn BV, niet alleen de schuld in rekening-courant.

In juni van dit jaar heeft het kabinet het conceptwetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap bij de Tweede Kamer ingediend en dat komt neer op het volgende:
• als de totale som van de schulden van een aanmerkelijkbelang-aandeelhouder – een DGA – bij zijn BV meer dan € 500.000 bedraagt, wordt dat meerdere als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen;
• eigenwoningschulden bij de eigen vennootschap worden daarbij buiten beschouwing gelaten,
• de maatregel treedt in werking in 2023.
De datum van inwerkingtreding geeft aanmerkelijk-aandeelhouders de mogelijkheid om hun schuldenpositie terug te brengen tot ten hoogste € 500.000. Bovendien kunt u in de periode tot de inwerkingtreding rekening houden met de tariefsaanpassingen in box 2.
U heeft nu nog de tijd om tegen de huidige aanmerkelijkbelang-heffing dividend bij uw BV op te nemen en daarmee uw schuld af te lossen (tot minder dan € 500.000). Of om de beleggingen aan de BV over te dragen en zo de schuld af te lossen.

Let op: de limiet van € 500.000 betekent geenszins dat (consumptieve) schulden in rekening-courant van minder dan dit bedrag fiscaal aanvaardbaar zijn!

DGA: let op uw rekening-courantschuld

Veel directeuren-grootaandeelhouders (DGA’s) bankieren bij hun BV. Zij nemen geld op bij de BV voor privé-uitgaven, om mee te beleggen, en wat al niet meer. Die opnames worden in rekening-courant geboekt, en zo loopt de schuld aan de BV van jaar tot jaar steeds hoger op. Soms tot forse bedragen. De inspecteur kan dan het standpunt innemen dat er sprake is van een – vermomde – dividenduitkering door de BV aan de DGA en die met belasten in box 2. Het huidige tarief is 26,25%. Per 1 januari 2021 stijgt dit tarief verder naar 26,9%.
De belastingrechter moet de rekening-courant beoordelen: kan de DGA de schuld in rekening-courant nog aflossen, of hebben de opgenomen gelden definitief het vermogen van de BV verlaten. De rechter kijkt dan niet alleen naar de financiële positie van de DGA, maar ook naar de aanwezigheid van een schriftelijk overeenkomst van geldlening, én welke invorderingsmaatregelen de BV heeft getroffen. Als de BV niets doet terwijl de schuld van de DGA in rekening-courant alsmaar verder oploopt, is dat een sterke aanwijzing dat partijen niet de bedoeling hebben gehad om de opgenomen gelden ooit nog terug te betalen. Voor de DGA ligt de bestuurdersaansprakelijkheid dan op de loer. Zorg ervoor dat het zover niet komt: let op uw schuld in rekening-courant!

DGA: check uw sociale verzekering!

De Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder bepaalt of de DGA al dan niet verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen. De Hoge Raad heeft in 2013 een opmerkelijke uitspraak over deze Regeling gedaan en beslist dat een DGA die tezamen met zijn dochter 74% van de aandelen in een BV houdt – hij 48%, zij 26% – verplicht verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. Ons hoogste rechtscollege besliste – op basis van de letterlijke tekst van de Regeling – dat het eigen aandelenbezit van de DGA genegeerd moet worden bij de familietoets. De minister van Sociale Zaken heeft medio 2014 de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder aangepast en de nieuwe Regeling is op 1 januari 2016 ingegaan.

De nieuwe Regeling heeft uitsluitend betrekking op een statutair directeur, de bestuurder van de BV, niet op een titulair directeur. Bij de familietoets – de aanleiding tot de aanpassing van de regeling – geldt voortaan het 2/3 beginsel: de DGA is niet verplicht verzekerd als hijzelf aandelen in de BV heeft (een minderheid) én samen met zijn bloed- en aanverwanten tot en met de 3de graad ten minste 2/3 van de stemmen in de algemene vergadering van de BV. Nieuw is dat de DGA voor dit 2/3 vereiste zelf aandelen moet hebben, in ieder geval één.
De DGA die namens de holding-BV – die als statutair bestuurder van de werk-BV staat ingeschreven – met een managementcontract de feitelijke bestuurswerkzaamheden in de werkmaatschappij verricht, kan onder de nieuwe Regeling niet meer verplicht sociaal verzekerd zijn. Ga met uw adviseur na of u als DGA onder de nieuwe Regeling al dan niet verplicht verzekerd bent. U kunt u dan desgewenst bijverzekeren.

Zet uw kind op de payroll van de BV

Overweegt u, DGA, om in de toekomst AB-aandelen in uw actieve BV aan uw kinderen te gaan schenken? Houd er dan rekening mee dat de AB-heffing bij die schenking slechts doorschuift als de BV een materiële onderneming drijft en nagenoeg uitsluitend ondernemingsvermogen heeft én de
begiftigde tenminste drie jaar als werknemer in loondienst moet zijn bij de BV of een van haar werkmaatschappijen. Zorg dus ervoor dat u uw kind(eren) nog dit jaar als werknemer op de payroll van de BV opneemt om zo snel mogelijk te voldoen aan voorwaarden voor toepassing van de AB-doorschuifregeling.

Broers en zussen: 4,9% aandeelhouders

Heeft u, DGA, een goede relatie met uw broers en zussen? U kunt hen een leuk fiscaal voordeel toespelen als u hen – ieder – voor iets minder dan 5% laat participeren in uw houdstervennootschap. Zo’n pakketje aandelen valt bij uw broer of zus in box 3. Dat kan hen een laagbelast dividend ople-veren; de dividendbelasting kunnen ze terugkrijgen op hun aanslag inkomstenbelasting. Een kruislingse toepassing van deze opzet is nog leuker:
uw broer of zus gaat meedoen in uw BV, en u in de BV van hem of haar.
Let op: houders van een aanmerkelijk belang betalen per 1 januari 2020 26,25% inkomstenbelasting betalen over dat inkomen en per 1 januari 2021 26,9%.

Kijk eens kritisch naar uw vermogen

Op Prinsjesdag is er een apart wetsvoorstel ingediend voor box 3: de Wet aanpassing box 3. Het gevolg hiervan is dat vooral de belastingdruk voor kleinere vermogens in box 3 daalt. De belastingheffing in box 3 loopt wel op als uw vermogen stijgt (boven de € 1 miljoen betaalt u 1,76% belasting). Het werkelijk behaalde rendementspeelt daarbij geen enkele rol.
Blijf daarom vooral kritisch kijken naar uw vermogen box 3. Misschien is het voordeliger om een schuld af te lossen, een investering te doen of het geld als kapitaal te storten in uw BV. Let er daarbij ook op dat de peildatum voor box 3 al op 1 januari volgend jaar is. Daarvoor moet u dus een keuze hebben gemaakt. Vraag ook eens aan uw adviseur hoe hij daarover denkt.

Vermijd een ODR-lening

De BV die een lening verstrekt aan een andere BV en daarbij geen strikt zakelijke condities in acht neemt – zoals wel vaker voorkomt tussen een houdster- en een dochtervennootschap – gaat zo een debiteurenrisico aan dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard. Als later blijkt dat de debiteur niet goed is voor zijn geld, kan de crediteur zo’n onzakelijke lening niet afwaarderen ten laste van zijn bedrijfsresultaat, zo heeft de belastingrechter inmiddels al vele malen beslist. Een ODR-lening – een lening met een Onzakelijke Debiteuren Risico – kan niet ten laste van de winst worden afgewaardeerd. Een onafhankelijke derde zou nimmer een lening onder dergelijke voorwaarden en omstandigheden zijn aangegaan. De geldverstrekker heeft met de geldlening een debiteurenrisico gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard.
Zorg ervoor dat geldleningen tussen concernvennootschappen onderling – én tussen de BV en de DGA – schriftelijk zijn vastgelegd, met duidelijke, zakelijk verantwoorde afspraken over rentevergoeding én aflossing, en dat de debiteur zekerheden heeft gesteld voor de aflossing. Als het daaraan schort, kan de geldverstrekking nog steeds als lening kwalificeren, maar de geldgever heeft het debiteurenrisico dan niet als geldschieter, maar als aandeelhouder op zich genomen. En dat verhindert een afwaardering op de lening ten laste van de winst.

Interne verrekenprijzen goed vastleggen

BV’s zijn wettelijk verplicht om in hun administratie een onderbouwing vast te leggen van de prijzen die zij rekenen bij de levering van goederen of diensten aan gelieerde vennootschappen. Denk aan de rente op een lening aan een groepsmaatschappij of de huur voor het pand dat een holding-BV verhuurt aan een werkmaatschappij. Uit de administratie moet kunnen worden opgemaakt dat de verrekenprijzen ‘at arm’s length’ zijn. Dit houdt in dat het prijzen zijn die ook tussen onafhankelijke derden tot stand zouden (kunnen) zijn gekomen. Zijn in de administratie geen of onvoldoende onderbouwingen opgenomen, dan kan dat ernstige gevolgen hebben. Bijvoorbeeld bij een geschil met de fiscus kan de inspecteur het standpunt innemen dat de BV moet bewijzen dat de gehanteerde prijzen ook tussen onafhankelijke derden zouden zijn gebruikt (omkering bewijslast). Slaagt de BV niet in dat bewijs, dan kan dat onder omstandigheden zelfs tot dubbele belastingheffing leiden.
Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel om het zogeheten ‘at arms length’-beginsel aan te passen. Het kabinet wil dit beginsel strenger maken om zo belastingontwijking door multinationals te bestrijden. Het wetsvoorstel wordt in het voorjaar van 2021 verwacht.

Afwijken van gebruikelijk loon voor DGA’s

De DGA die werkzaamheden verricht voor zijn vennootschap – waarin hijzelf of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft – valt onder de gebruike-lijkloonregeling. Dat geldt ook voor die partner. De gebruikelijkloonregeling is per 1 januari 2015 aangepast: de doelmatigheidsmarge is van 30% naar 25% gebracht én de toets voor de vaststelling van het gebruikelijke loon is gewijzigd. Het loon van de directeur-grootaandeelhouder wordt voortaan ten minste gesteld op de hoogste van de volgende bedragen:
• 75% van het loon uit de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’, of
• het hoogste loon van de overige werknemers die in dienst zijn van de vennootschap of de daarmee verbonden vennootschappen, of
• de wettelijke ondergrens van € 46.000 (2020).
Met deze aanpak is ook een wijziging doorgevoerd in de verdeling van de bewijslast. Onder de oude regeling moest de DGA een loon van minder dan € 46.000 aannemelijk maken, de inspecteur moest aannemelijk maken dat een DGA ook een loon van meer dan € 46.000 aantonen. De doelmatig-heidsmarge – de marge ter vermijding van geschillen – is teruggebracht tot 25%. Voorts moet het loon getoetst worden aan dat van de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Dat is ruimer dan de huidige toets aan het loon in een ‘soortgelijke dienstbetrekking’. Daarmee wordt de toets er niet
eenvoudiger op.

Let op: vanwege de coronacrisis geldt er in 2020 een afwijkende formule voor het vaststellen van het gebruikelijk loon. De formule ziet er als volgt uit:

Gebruikelijk loon in 2020 = gebruikelijk loon over 2019 x (omzet over de eerste 4 kalendermaanden van 2020 / omzet over de eerste 4 kalendermaanden van 2019)

Ter illustratie: stel dat de omzet in de eerste 4 maanden van 2020 uitkwam op € 1.000 en in diezelfde periode in 2019 op € 100.000. En dat het gebruikelijk loon in 2019 het standaardbedrag van € 45.000 was. Dan rolt er uit de formule een gebruikelijk loon van € 450 (€ 45.000 x 0,01) voor in de loonaangifte over 2020.

Loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking

De gebruikelijkloonregeling verplicht de DGA om zijn salaris uit de BV te vergelijken met (75%) het loon uit ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Voor DGA’s die hun onderneming of praktijk samen met anderen in een maatschap of een ander samenwerkingsverband drijven, is dat vaak het salaris dat de mede-beroepsbeoefenaren bij hun BV opnemen. In veel gevallen is dat de best vergelijkbare dienstbetrekking: de maten verrichten dezelfde werkzaamheden, voor dezelfde groep cliënten, bij ziekte nemen ze elkaars werkzaamheden over enzovoorts.
Als de maten uit het samenwerkingsverband eenzelfde winstaandeel ontvangen, of bij dat samenwerkingsverband dezelfde managementfee declare-ren, is een verschil in salaris voor de afzonderlijke DGA’s uit hun persoonlijke BV niet te verklaren. Als een of meer van de DGA’s een veel hoger salaris bij hun BV opnemen dan de andere maten, kan de inspecteur met de gebruikelijkloonregeling alle DGA’s datzelfde hogere salaris opleggen.
Zorg ervoor dat u als DGA/maten de salarissen uit de persoonlijke BV’s zodanig op elkaar afstemt dat de inspecteur u niet tegen elkaar kan uitspelen.

Hoog salaris: BV exit?

De DGA die vanwege een grote persoonlijke inbreng in het reilen en zeilen van zijn BV verplicht is om het overgrote deel van het bedrijfsresultaat in de BV als salaris (gebruikelijk loon) op te nemen doet er verstandig aan om na te gaan of de BV nog wel de juiste rechtsvorm is voor zijn bedrijfs-activiteiten.
Bij een terugkeer uit de BV naar een eenmanszaak vervalt het salaris voor de DGA, dat verwordt tot winst uit onderneming. En daarop kan de 14% MKB-winstvrijstelling worden toegepast. Dat betekent, globaal gezegd, dat door een terugkeer uit de BV naar de eenmanszaak de DGA 14% van het bedrag dat hij in de BV-variant als loon geniet, bij een eenmanszaak belastingvrij als winst uit onderneming kan incasseren. Deze omzetting kan duizenden euro’s belastingvoordeel per jaar opleveren. Let wel op dat de aftrek vande MKB-winstvrijstelling in 2020 is beperkt. Het maximale tarief is namelijk 46%.

Verbod privégebruik auto: externe controle vereist

De BV en haar DGA kunnen afspreken dat de DGA zijn auto van de zaak niet voor privédoeleinden mag gebruiken. Als werkgever (de BV) en werknemer (de DGA) dat verbod schriftelijk vastleggen én naleven blijft de bijtelling privégebruik auto achterwege zonder dat de DGA een ritten-administratie hoeft bij te houden. De werkgever moet de naleving van het verbod wél controleren. En bij de DGA gelden daarbij extra eisen. Hof
Arnhem-Leeuwarden heeft beslist dat die controle door een externe partij moet worden uitgevoerd. In de berechte casus was de DGA schriftelijk met zijn BV overeengekomen dat hij zijn auto van de zaak niet privé mocht gebruiken. Die overeenkomst kwam in grote lijnen overeen met de voorbeeld-afspraak op de site van de Belastingdienst. Toch accepteerde de inspecteur die overeenkomst niet, hij vond het toezicht op de naleving van het privéverbod niet goed genoeg geregeld. De werkgever – de BV – moest dat controleren, en dat betekende in feite dat de DGA toezicht op zichzelf moest houden. De inspecteur vond dat de BV die controle door een derde had moeten laten uitvoeren. Dat was niet gebeurd, en daardoor kon de BV de naleving van het verbod niet aantonen. De inspecteur legde de BV een naheffingsaanslag loonheffing op. Het hof stelde de inspecteur in het gelijk. De DGA is werkgever én werknemer, en dat vereist een bijzondere vorm van toezicht op het verbod van het privégebruik van de auto van de zaak. De eis van de inspecteur dat de BV die controle door een derde partij had moeten laten uitvoeren vond de rechter terecht. De DGA kon in de berechte casus ook anderszins niet overtuigend aantonen dat hij niet privé met de auto van de zaak gereden had.

Giftenaftrek in de BV

BV’s kunnen profiteren van de giftenaftrek. Een BV kan desgewenst tot 50% van de belastbare winst aftrekbare giften doen. Hierbij geldt een maximum van € 100.000. Giften aan culturele instellingen worden ook extra gefaciliteerd. Deze giften kunnen voor de aftrek op de winst van € 2.500.

Liquidatie van een deelneming: pak het verlies

Als de BV een deelneming – een dochtervennootschap – liquideert, is het liquidatieverlies aftrekbaar: de deelnemingsvrijstelling is niet van toe-passing op een liquidatieverlies.
Het liquidatieverlies kan pas in aanmerking worden genomen als de vereffening van de dochtervennootschap is voltooid. Als uw BV nog in 2020 een liquidatieverlies wil nemen, zorg dan dat de vereffening nog in 2020 helemaal is afgerond. Kunt u het verlies fiscaal beter in een volgend jaar ge-bruiken, wacht dan met het voltooien van de vereffening. Dan blijft het fiscaal verlies langer verrekenbaar.
Let wel even op de beperkingen van het wetsvoorstel Wet beperking liquidatie- en stakingverliesregeling. Deze nieuwe regeling moet namelijk de keuze van het tijdstip van het nemen van een liquidatie- of stakingsverlies beperken. Daarnaast gaan er aanvullende voorwaarden gelden voor ver-liezen groter dan € 5 miljoen. Vraag er eens naar bij uw adviseur. De beperkingen treden namelijk in werking per 1 januari 2021.

Invoering bronheffing op rente en royalties

Er komt per 2021 een bronbelasting op uitgaande royalty’s en rentebetalingen aan vennootschappen in oorden met een laag belastingtarief. Ook wel bekend als belastingparadijzen.
Met de invoering van deze bronbelasting neemt Nederland afscheid van wat wel bestempeld is als een van de kroonjuwelen van het Nederlandse belastingstelsel. Het kabinet wil brievenbusmaatschappijen en -constructies tegengaan en dat maakt deze maatregel begrijpelijk. De vormgeving van deze bronheffing – de afbakening van de heffingsgrondslag – is gecompliceerd, met name om ontgaansstructuren te vermijden.
De bronbelasting is gelijk aan het hoge tarief in de vennootschapsbelasting. Dat staat voor 2021 op 25%. De ‘uitkeerder’ moet straks de belasting inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. Het gaat om uitkeringen aan gelieerde lichamen. Daar is in elk geval sprake van als de uitkeerder meer dan de helft van het stemrecht in de ontvanger houdt. De ‘laagbelastende jurisdicties’zijn in het wetsvoorstel omschreven als landen die minder dan 9% winstbelasting heffen of op de Europese ‘zwarte lijst’ van belastingparadijzen staan.

Pas op met een FE-dochtervennootschap

Bent u van plan uw bedrijfsactiviteiten uit te breiden en een bestaande BV over te nemen? Check dan of deze BV tot een fiscale eenheid voor de omzet- en/of de vennootschapsbelasting heeft behoord. Bij zo’n fiscale eenheid zijn alle tot die eenheid behorende vennootschappen aansprakelijk voor de verschuldigde (omzet- of vennootschaps-) belasting. Daarnaast heeft de ontvanger van de Belastingdienst een vergaande bevoegdheid om de te betalen en terug te ontvangen belastingen van die BV’s over en weer te verrekenen. Die groepsbenadering geldt voor alle belastingschulden en -vorderingen die zijn ontstaan in de periode dat een BV tot die eenheid behoorde.
Als u de aandelen in zo’n (ex-fiscale eenheid) BV koopt, neemt u ook de belastingpositie van die BV over. U loopt dan het risico om aansprakelijk te worden gesteld voor niet betaalde omzet- en/of vennootschapsbelasting van andere BV’s van die (vroegere) fiscale eenheid. Dat kan u een flinke zeperd opleveren.
Vraag uw adviseur om een grondige check van de belastingpositie van de BV die u wilt gaan kopen!

Zorg voor een aansluitende fiscale eenheid

Hebt u uw bedrijfsactiviteiten ondergebracht in meerdere BV’s die met elkaar verbonden zijn in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting? Als de holding-BV de aandelen in een werk-BV verkoopt, wordt de fiscale eenheid met die BV verbroken. Dat kan vervelende fiscale gevolgen hebben als er tijdens het bestaan van de fiscale eenheid geschoven is met vermogensbestanddelen tussen die BV en een of meer andere BV’s in de eenheid. Als de waarde in het economisch verkeer van dat vermogensbestanddeel hoger was dan de fiscale boekwaarde, moet die meerwaarde direct voorafgaand aan het verbreken van de fiscale eenheid alsnog tot de belastbare winst worden gerekend. Financiën is onlangs met een versoepeling van deze sanctie gekomen: als de verkochte BV direct opgaat in een nieuwe fiscale eenheid – met de kopende BV – kan de afrekening achterwege blijven mits de nieuwe fiscale eenheid de sanctie overneemt. In goed overleg met de koper kan de belastingheffing zo naar een verre toekomst worden doorge-schoven. Regel met uw adviseur dat u deze doorschuifregeling kunt toepassen.

Voordeel bij verbreken fiscale eenheid

Een fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting heeft tot gevolg dat het bedrijfsresultaat van alle gevoegde vennootschappen gezamenlijk (geconsolideerd) in de heffing van vennootschapsbelasting wordt betrokken. Door die samenvoeging kunt u bij een winstgevende BV het voordeel mislopen van het tariefopstapje in de vennootschapsbelasting: over de eerste € 200.000 (2021: € 245.000) winst is de verschuldigde belasting 16,5% (2021: 15%). Overleg met uw adviseur hoe de verbreking van de fiscale eenheid in uw situatie uitpakt. Let op: als u de fiscale eenheid wilt verbreken per 1 januari 2021, moet u dat verzoek uiterlijk 31 december 2020 indienen.

Stel de BTW-aftrek in de holding-BV veilig

Een holding-BV kan de haar in rekening gebrachte BTW als voorbelasting in aftrek brengen indien en voor zover die BV BTW-belaste prestaties verricht. Als de holding-BV zich actief bemoeit met het beheer van de dochtervennootschappen – en daarover het management voert – is dat vol-doende voor aftrek van de BTW-voorbelasting. Het enkel houden van pakketten aandelen in dochtervennootschappen is niet voldoende;
de holding moet zich moeien met het beheer van die vennootschappen. Als de holding-BV zich niet bemoeit met de dochtervennootschappen, en zij slechts passief de aandelen in die BV’s houdt, is de BV geen BTW-ondernemer. Zij verricht geen economische activiteiten: zo’n ‘zuivere holding’ heeft geen recht op BTW-aftrek.
Bij een combinatie – zuiver en moeiend – moet de holding-BV de haar in rekening gebrachte omzetbelasting splitsen en is de BTW aftrekbaar in de verhouding van economische en niet economische activiteiten. U optimaliseert de BTW-aftrek in de holding-BV door die BV maximaal ‘moeiend’ in te zetten ten opzichte van de dochtervennootschappen.

Heeft de holding geen dochtervennootschappen, dan is een BTW-aftrek in beginsel niet mogelijk. In beginsel niet, dus soms wel. En wel als de holding-BV kan aantonen dat zij werkzaamheden verricht die gericht zijn op toekomstige BTW-belaste economische activiteiten. Bijvoorbeeld als zij druk doende is om deelnemingen te verwerven die zij wil gaan aansturen. De holding-BV moet die toekomstige economische activiteiten wel aannemelijk kunnen maken, met een bedrijfsplan, memo’s, getuigenverklaringen, conceptovereenkomsten, en ga zo maar door.

Overweeg verbreking fiscale eenheid BTW

Draait een van uw werkmaatschappijen slecht? Vreest u dat die dochtervennootschap het niet gaat redden? Als uw holding met die werkmaatschappij een fiscale eenheid voor de BTW vormt, moet u overwegen om die eenheid te verbreken.
Hét grote nadeel van een BTW-fiscale eenheid is de hoofdelijke aansprakelijkheid van alle tot de eenheid behorende deelnemers. Als uw dochter-vennootschap het niet redt, moet uw holding opdraaien voor haar BTW-schuld. Let op: de verbreking van de BTW-fiscale eenheid vergt een ingreep in de feitelijke verhoudingen, zodanig dat er geen economische, financiële en organisatorische verwevenheid meer bestaat tussen beide vennoot-schappen. Als u de aandelen in de dochtermaatschappij certificeert en zo het stemrecht op de aandelen in die BV van de houdstervennootschap naar de stichting administratiekantoor (stak) verplaatst, is geen sprake van financiële verwevenheid. En dan wordt er niet voldaan aan de vereisten voor een fiscale eenheid.
Let op: deze opzet werkt alleen als de stichting administratiekantoor een ander bestuur heeft dan de houdstervennootschap. Bij een ongelijke bestuurssamenstelling heeft de houdster niet langer de meerderheid van de zeggenschap in de dochter. Overleg met uw adviseur hoe u dat in uw situatie het beste kunt aanpakken.

Verhuur werkkamer aan BV met BTW-aftrek

De directeur-grootaandeelhouder die een werkkamer in zijn woonhuis aan zijn BV verhuurt kan – bij een correcte aanpak, bij verhuur vanuit een maatschap met zijn echtgenoot – die werkruimte BTW-belast verhuren, en zo in aanmerking komen voor aftrek van de BTW op de bouw- en andere kosten van die ruimte. De Hoge Raad heeft beslist dat de verhuur van een werkkamer aan de eigen BV kwalificeert als een ‘economische activiteit’ voor de heffing van omzetbelasting. Dat er voor deze verhuuractiviteit geen markt bestaat, omdat de verhuurder die ruimte alleen maar aan de eigen BV ter beschikking wil stellen, is daarbij geen beletsel. Beslissend is of de zaak gebruikt wordt voor economische exploitatie, om er duurzaam op-brengst uit te verkrijgen. En dat is het geval, zo heeft ons hoogste rechtscollege uitgemaakt. De Hoge Raad kwalificeerde de verhuur van de werk-ruimte aan de BV als een zelfstandige activiteit. In de berechte casus werd de werkkamer duurzaam, voor tenminste vijf jaar, ter beschikking gesteld aan de BV voor eigen gebruik, tegen een adequate vergoeding.
Die verhuur moest worden aangemerkt als een economische activiteit in de zin van de BTW-Richtlijn.
Let op: in de berechte situatie vond de verhuur plaats door een maatschap van de DGA en zijn partner. Die maatschap is de BTW-ondernemer. Als de DGA de verhuur zelf ter hand neemt, als directeur-werknemer van de BV, gaat het mis en wordt de BTW-aftrek verspeeld: de DGA mist bij die opzet de zelfstandigheid die vereist is om als ondernemer voor de omzetbelasting te kunnen worden aangemerkt. De DGA kan alleen zelfstandige  delen van zijn woning als werkruimte aan zijn eigen BV verhuren (hiervoor zijn bijvoorbeeld een eigen ingang en sanitaire voorzieningen noodzakelijk).

Overdracht afgewaardeerde tbs-vordering

De DGA die zijn vordering op de BV onder de tbs-regeling heeft afgewaardeerd en die verwacht dat zijn BV in de nabije toekomst weer beter zal gaan draaien, moet in actie komen. Doet hij niets, dan moet hij de waardestijging van de vordering – door het weer beter gaan draaien van de BV – in box 1 aangeven: hij moet de vordering opwaarderen en dat levert belastbaar resultaat op. Die winst kost in 2020 maximaal bijna 44% belasting (49,50% minus de 12% tbs-vrijstelling) en dat betekent dat de DGA het eerder genoten belastingvoordeel op de afwaardering weer moet inleveren.
Dat is te voorkomen, en wel door de afgewaardeerde vordering te verkopen aan een of meer naaste familieleden die niet als een verbonden persoon kunnen worden aangemerkt en bij wie de vordering niet onder de tbs-regeling valt. Bijvoorbeeld de meerderjarige kinderen van de DGA die geen aandelen in de BV hebben.

HIR en het uiteindelijke belang in de BV

Heeft uw BV onlangs het bedrijfspand verkocht, de opbrengst tijdelijk op een bankrekening geparkeerd, en de bij de verkoop behaalde boekwinst ondergebracht in een herinvesteringsreserve (HIR)? Pas dan op met een overdracht van aandelen in de BV, of met andersoortige wijzigingen in de zeggenschap of winstgerechtigdheid in de BV. Als door zo’n overdracht het uiteindelijke belang in de BV in belangrijke mate – voor 30% of meer –wijzigt, kan dat tot gevolg hebben dat de HIR per direct moet vrijvallen en aan de belastbare winst moet worden toegevoegd. Dat is het geval als de bezittingen van de BV in de drie maanden direct voorafgaande aan de wijziging van het uiteindelijke belang voor meer dan de helft uit beleggingen hebben bestaan. Liquide middelen – zoals de ‘geparkeerde’ verkoopopbrengst van het pand – kunnen als belegging worden aangemerkt.

Van verlies-BV naar eenmanszaak

Is uw BV – nog steeds – verliesgevend? Kunt u de verliezen in uw BV fiscaal niet meer verrekenen? Verwacht u nog wel betere tijden en gaat u daarom door met de zaak? Ga dan eens na of u uw onderneming niet beter uit de BV kunt halen en die – geheel of gedeeltelijk – als eenmanszaak kunt voortzetten. Die overdracht zal meestal wel zonder fiscale afrekening kunnen plaatsvinden. Als u per 1 januari 2021 overgaat naar de eenmanszaak kunt u een eventueel verlies over 2021 verrekenen met uw inkomen (in box 1) over de voorgaande drie jaren, over het salaris dat u als DGA – verplicht – uit uw BV hebt moeten opnemen.

Waardeer de vordering op uw BV af!

De DGA die een vordering op zijn BV heeft, valt daarmee onder de terbeschikkingstellingsregeling, een onderdeel van de bron resultaat uit overige werkzaamheden. Dat resultaat moet, globaal gezegd, worden vastgesteld volgens de regels voor de fiscale winstbepaling, als ware het een onder-neming. En dat betekent datde rente en de waardeveranderingen van die vordering tot het inkomen van de DGA in box 1 behoren. Gevolg daarvan is dat wanneer de vordering minder waard wordt – omdat de BV minder draait – de DGA zijn vordering op de BV kan afwaarderen ten laste van zijn inkomen in box 1. Een onvolwaardige vordering moet, conform de spelregels van goed koopmansgebruik, niet op de nominale waarde maar op de lagere werkelijke waarde worden gezet. Het verlies dat daardoor ontstaat kan de DGA verrekenen met andere inkomsten in box 1, bijvoorbeeld met zijn salaris uit de BV. En dat kan hem een belastingbesparing opleveren van maximaal 49,50% over het bedrag van de afwaardering!

Check de statutaire doelstelling van uw BV

Bent u DGA en verricht u namens uw BV regelmatig transacties die niet of nauwelijks te rijmen zijn met de statutaire doelstelling van uw BV? Laat die doelstelling dan aanpassen. Dat vergt een statutenwijziging bij notariële akte. Als u als DGA transacties en/of werkzaamheden namens de BV verricht die niet onder de statutaire doelstelling zijn te rangschikken, bent u daarvoor als bestuurder in privé aansprakelijk als het fout gaat. U bent gewaarschuwd!

Verzeker uw bestuurdersaansprakelijkheid, de BV betaalt

Bent u als DGA titulair én statutair directeur van uw BV? Als titulair directeur bent u werknemer van de BV met de titel van directeur, als statutair directeur bent u de bestuurder van de BV. Het onderscheid tussen beide posities is van belang voor het risico van een persoonlijke aansprake-lijkstelling. Als statutair directeur loopt u het risico dat u wegens onbehoorlijk bestuur in privé aansprakelijk wordt gesteld. U kunt dat risico verzekeren, met een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering en zo uw privévermogen afschermen. Laat uw BV die verzekering afsluiten. De BV kan de verzekeringspremie als bedrijfskosten in aftrek brengen op de winst, u bent als statutair bestuurder de verzekerde persoon. Het te verzekeren bedrag moet u afstemmen met uw assurantietussenpersoon: dat is maatwerk.

Check de voorlopige aanslag VPB 2020

Heeft uw BV ondanks de coronacrisis over 2020 beter gedraaid dan u dacht? Blijkt uit de (voorlopige) cijfers dat de BV over 2020 vennoot-schapsbelasting moet bijbetalen? Vraag dan snel om een aanpassing van de voorlopige aanslag VPB 2020. Dat scheelt uw BV belastingrente over het bedrag van de nadere voorlopige aanslag.

Een familiestatuut: een nuttig document

Regeren is vooruitzien, ook voor u als ondernemer. Heeft u uw toekomstvisie van uw bedrijf met het bijbehorende bedrijfs- en familievermogen goed in beeld? In een familiestatuut kunt u die visie vastleggen. In zo’n statuut worden normen en waarden vastgelegd, hoe er omgegaan moet worden met het bedrijf en het vermogen. De belangen van de betrokken familieleden worden daarbij op elkaar afgestemd, om zo te voorkomen dat er in de toe-komst vervelende discussies ontstaan over de te volgen koers. U kunt daarbij allerlei bedrijfsgebonden zaken afstemmen. Zoals welke familieleden worden wel of juist niet betrokken bij de bedrijfsopvolging, welke dividend- en beloningspolitiek wordt aangehouden, hoe wordt het vermogen in de onderneming gevrijwaard van privé-sores, en nog veel meer. Een familiestatuut is goed vergelijkbaar met een levenstestament, maar dan voor de onderneming. Vraag uw adviseur er naar.

DGA: zet uw vergoedingen en verstrekkingen fiscaal optimaal in!

Bekijk of u als DGA-werknemer uw arbeidsvoorwaardenpakket al fiscaal optimaal heeft ingericht. Er zijn tal van vergoedingen en verstrekkingen onder de WKR (telefoon, computer, telewerken, enzovoorts) waarvan u als DGA gebruik kunt maken. U kunt deze vergoedingen aanwijzen als zogeheten eindheffingsloon en ze onderbrengen in de vrije ruimte van de WKR. Daarmee zijn de vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij, zolang het binnen de vrije ruimte blijft. Komt u daarboven, dan betaalt u over het meerdere 80% eindheffing. Als DGA kunt u daarnaast bijvoorbeeld ook gebruikmaken van alle verlofregelingen die gelden voor uw BV.
In 2020 is de vrije ruimte 1,7% van de eerste € 400.000 van de totale fiscale loonsom en over het restant van de loonsom geldt een vrije ruimte van 1,2%. Maar in april paste het kabinet vanwege de coronacrisis de vrije ruimte aan: over de eerste € 400.000 van de totale fiscale loonsom was de vrije ruimte 3%. Deze verhoging geldt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020, maar is tijdelijk en geldt alleen voor 2020.
In 2021 veranderen de percentages opnieuw: in het Belastingplan 2021 stelt het kabinet voor om het percentage van 1,2% dat geldt voor het restant van de loonsom vanaf € 400.000, per 1 januari 2021 te verlagen naar 1,18%.

Investeringsaftrek: wel eerst betalen!

Heeft u geïnvesteerd in een bedrijfsmiddel en dit bedrijfsmiddel heeft u nog niet in gebruik genomen? En ook nog niet betaald? Betaal dit jaar nog minstens een bedrag dat even hoog is als het bedrag van de investeringsaftrek. Doet u dit niet, dan krijgt u dit jaar de investeringsaftrek niet uitbe-taald. Deze aftrek wordt doorgeschoven naar volgend jaar. Bij een nog niet in gebruik genomen bedrijfsmiddel krijgt u dit jaar maximaal het bedrag dat u betaald heeft aan investeringsaftrek.

DGA: schuif een deel van de winst door naar 2021

Dit jaar betaalt u 16,5% vennootschapsbelasting over de winst van uw BV tot € 200.000. Boven die grens betaalt u 25%. Wilt u nog iets besparen en verwacht u dit jaar een winst boven de € 200.000? Het kan fiscaal voordelig zijn om de winst naar volgend jaar te verschuiven (als u dan natuurlijk een lagere winst verwacht!). In 2021 geldt een VPB-tarief van 15% voor winsten tot € 245.000. Het doorschuiven van winsten of eerder nemen van kosten kan dus nog wat opleveren.

Niet te verrekenen AB-verlies: vraag om omzetting in korting

Heeft u, DGA, en uw partner geen aanmerkelijk belang meer, maar nog wel onverrekend verlies uit aanmerkelijk belang? Vraag de Belastingdienst dan om de nog niet verrekend verlies uit aanmerkelijk belang om te zetten in een belastingkorting van 26,25% (2020) van het bedrag van dit verlies. Deze korting vermindert alleen de belasting en premie volksverzekeringen in box 1 (inkomen uit werk en woning), en kan tot negen jaar na het ontstaan van het verlies worden verrekend met de heffing in box 1.
Dien uw verzoek pas in bij de Belastingdienst vanaf het 2e jaar na het jaar waarin het verlies ontstond. Let op: dat kan alleen als er in de twee jaar na het verlies geen aanmerkelijk belang meer is. Had u bijvoorbeeld verlies uit aanmerkelijk belang in maart 2018? U kunt dan vanaf januari 2020 de Belastingdienst verzoeken om omzetting in een belastingkorting van het vastgestelde verlies uit aanmerkelijk belang.

Dit jaar een hoger loon? Laat de BV dividend uitkeren!

Vindt u dat u als DGA dit jaar wel eens wat extra loon heeft verdiend? Laat de BV dat in de vorm van dividend uitkeren. Dat is fiscaal gezien voordeliger. Dit heeft te maken met het tariefsverschil dat bestaat tussen de IB en het gecombineerde tarief van de dividendbelasting en de VPB. Let op: u moet in het hoogste inkomstenbelastingtarief van 49,50% zitten met uw inkomen, anders is het voordeel bijna nihil.
Het kabinet is de tarieven in de VPB geleidelijk aan het verlagen. Tegelijkertijd wordt de belasting op inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) opgeschroefd. In 2020 is het tarief in box 2 26,25% en volgend jaar 26,9%. Dus door dit jaar dividend uit te laten keren kunt u wat besparen.

Informatie in UBO-register moet actueel zijn

Het Nederlandse ‘UBO-register’ heeft op 27 september 2020 de digitale deuren geopend. In het register komen gegevens van onder meer DGA’s van BV’s, en een deel van de gegevens is voor iedereen tegen een kleine vergoeding in te zien. Controleer regelmatig of die gegevens nog actueel zijn. Het einde van het jaar is daarvoor een mooi moment.

In het register moeten de gegevens komen van de uiteindelijk belanghebbenden van vrijwel alle vennootschappen en andere juridische entiteiten die Nederland telt. Dus naast een BV, NV, vereniging of stichting ook bijvoorbeeld een maatschap en een coöperatie. Eenmanszaken hoeven geen UBO te registreren, omdat het door hun structuur al duidelijk is wie er de baas is. Een UBO moet altijd een natuurlijk persoon zijn. Een holding-bv die de grootaandeelhouder is van uw werk-BV kan dus niet de UBO zijn van die werk-BV. Iets soortgelijks geldt als u een bestuursstructuur hanteert met een Stichting Administratiekantoor (STAK), die het stemrecht op de aandelen in handen heeft. Ook dan geldt dat als u de bestuurder van de STAK bent en dus in feite de touwtjes in handen heeft, u als UBO te boek komt te staan. In het algemeen zijn de volgende personen aangewezen als de UBO van een BV:
* Natuurlijke personen die meer dan 25% houden van de aandelen, stemrechten of het eigendomsbelang. Dit percentage geldt zowel voor directe als voor indirecte belangen (dus als u bijvoorbeeld via de STAK boven de 25% komt).
* Natuurlijke personen die op een andere manier eigenaar zijn of zeggenschap hebben. Bijvoorbeeld iemand die het recht heeft om de meerderheid van de bestuursleden te benoemen of te ontslaan.
* Levert dit geen UBO op, dan komt het ‘hoger leidinggevend personeel’ in beeld. Dat is in dit geval de statutair bestuurder(s).

Het UBO-register is een onderdeel van het Handelsregister van de KvK. Ondernemingen en organisaties die al in het Handelsregister staan, hebben nadat het UBO-register in werking is getreden 18 maanden de tijd om een UBO in te schrijven. De inschrijving kan online, via een papieren formulier of via de notaris. De KvK heeft op de site een stappenplan gezet dat helpt bij de voorbereiding. Maar als u een nieuwe juridische entiteit wilt oprichten, bijvoorbeeld een nieuwe aparte BV, is het inschrijven van een UBO wél een voorwaarde om een KvK-nummer te kunnen krijgen. Nieuwe inschrijvers kunnen de UBO-opgave ook niet online doen, omdat de inschrijving in het Handelsregister persoonlijk moet.