Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep 2020-06c

Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep 2020-06c
8 december 2020 Marleen Haring

Eindejaarstips IB-ondernemers 2020

Bent u nog in loondienst? Word IB-ondernemer!

Steeds meer mensen kiezen ervoor om ondernemer te worden. Nederland kent steeds meer zelfstandige ondernemers. Er zijn veel goede redenen om ondernemer te worden: meer vrijheid, betere kansen op ontplooiing en natuurlijk economische en financiële redenen.
De overheid stimuleert het zelfstandig ondernemerschap en biedt startende ondernemers volop fiscaal voordeel. Door al die gunstregelinge n voor IB-ondernemers is de belastingdruk op winst uit onderneming veel lager dan op inkomsten uit arbeid. De startende IB-ondernemer moet dan wél voldoen aan het urencriterium.
Voor DGA’s met een BV is dat verschil in belastingheffing een goede reden om na te gaan of zij niet naast de BV een eenmanszaak moeten opstarten, om zo een deel van hun salaris ‘om te bouwen’ naar (lager belaste) winst uit onderneming.

ZZP-er in mineur: benut het Bbz-vangnet

Bent u ZZP-er en stagneert uw omzet? Is de mooie stroom van opdrachten opgedroogd, weggevallen? En begint de bodem van uw schatkist in beeld te komen? Zijn uw reserves bijna op? U heeft als ZZP-er geen recht op een WW-uitkering, maar er is wel een ander financieel vangnet waar u mogelijk gebruik van kunt maken. Het gaat om het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz). Dit is een regeling die uitgevoerd wordt door gemeenten. De Bbz is bedoeld om te voorkomen dat ZZP’ers in de bijstand terecht komen. Als ZZP-er kun je met het Bbz een (renteloze) lening krijgen, of een aan-vulling van het inkomen tot bijstandsniveau. Iedere gemeente mag zijn eigen voorwaarden stellen, maar moet meewerken aan het Bbz. Om voor Bbz in aanmerking te komen moet u als ZZP-er minimaal 1.225 uur per jaar in de onderneming werken, een inkomen onder bijstandsniveau hebben en geen andere financiering kunnen krijgen. Vraag naar uw rechten bij uw gemeente.
Let op: er is een extra Bbz-ondersteuning voor zelfstandig onder-nemers die door de coronacrisis in financiële moeilijkheden terecht zijn gekomen. Deze regeling heet de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Klik hier om te checken of u in aanmerking komt voor de Tozo.

ZZP-er: claim BTW-aftrek op werkkamer in eigen woning

Een ondernemer die uitsluitend BTW-belaste prestaties verricht, heeft recht op aftrek van BTW op alle uitgaven die verband houden met die BTW-belaste prestaties. Dat geldt ook voor investeringsuitgaven voor een werkkamer in een nieuwe eigen woning. Als u, ZZP-er, een nieuwe woning koopt of laat bouwen en direct in die woning een werkkamer laat inrichten, kunt u een evenredig gedeelte van de BTW op de bouw van die woning in aftrek brengen als voorbelasting. Denk aan de omzetbelasting op de aankoop van de grond, de aanneemsom en de exploitatiekosten.
Let op: bij verkoop van de woning binnen 10 jaar na de eerste ingebruikneming is de herzieningsregeling van toepassing en moet u een tijdsevenredig gedeelte van de als voorbelasting afgetrokken BTW weer afdragen aan de Belastingdienst.

Starter: voorbereidingstijd telt mee voor urencriterium

Een starter voldoet aan het urencriterium als hij per jaar ten minste 1.225 uur in én voor zijn onderneming werkt. Wordt de onderneming in de loop van het jaar gestart, dan blijft de urengrens onverkort op 1.225 uur gehandhaafd: er vindt géén tijdsevenredige vermindering plaats. Voor de 1.225 uren tellen alle uren met directe én indirecte werkzaamheden mee. Ook de tijd die gespendeerd wordt aan het op peil houden of brengen van alge-mene vaardigheden als ondernemer. Plus de voorbereidingstijd om de onderneming van de grond te krijgen. Denk aan de uren die besteed worden voor het schrijven van een businessplan, het volgen van seminars, het overleggen met potentiële financiers, de contacten met de Kamer van Koop-handel of het bouwen van een goede website. Zelfstandigen zonder personeel en alle andere starters mogen deze uren meetellen om aan het uren-criterium te voldoen.

Door de coronacrisis kan het lastig zijn om aan het urencriterium te voldoen. Om dat te voorkomen, geldt er een goedkeuring voor de periode van 1 maart 2020 tot 1 oktober 2020. U mag er in die periode van uitgaan dat u ten minste 24 uur per week aan uw onderneming hebt besteed. Ook als u dat niet werkelijk hebt gedaan.

Niet benutte zelfstandigenaftrek: alsnog incasseren

Heeft u in 2020 weinig winst of zelfs verlies geleden? En kunt u daardoor de zelfstandigenaftrek (€ 7.030) niet volledig benutten? De zelfstandigen-aftrek kan geen fiscaal verlies doen ontstaan: de aftrek stopt bij een winst uit onderneming van nihil. Het bedrag aan gemiste zelfstandigenaftrek kunt u verrekenen met uw winst uit onderneming in de komende negen jaren. Voorwaarde is dan wel dat in het verrekenjaar ook weer wordt voldaan aan het urencriterium. Vergeet u niet om de inspecteur te vragen om het bedrag van de niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek bij beschikking vast te stellen?

Let op: bij staking van de onderneming door overlijden wordt in dat jaar veelal niet voldaan aan het urencriterium. Zeker niet als de ondernemer in de eerste helft van het kalenderjaar overlijdt. Inhaal van de gemiste zelfstandigenaftrek kan dan niet plaatsvinden. Financiën vindt dat niet wenselijk en heeft daar een oplossing voor getroffen: de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek kan in mindering worden gebracht op de stakingswinst. Aftrek op de laatste jaarwinst van de onderneming is niet toegestaan, de aftrek kan uitsluitend worden toegepast op de stakingswinst. Is de stakingswinst onvol-doende, dan vervalt het (resterende) bedrag van de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek. Als de stakingswinst gedeeltelijk wordt omgezet in een lijfrente moet het bedrag van de niet-gerealiseerde zelfstandigenaftrek worden afgezet tegen de stakingswinst minus de lijfrentevoorziening.

De zelfstandigenaftrek gaat de komende jaren drastisch omlaag. Vanaf 1 januari 2021 tot en met 2027 zal de zelfstandigenaftrek met € 360 per jaar worden verlaagd (in plaats van de oorspronkelijke € 250), in 2028 met € 390 en in de jaren hierna met € 110 totdat deze in 2036 € 3.240 bedraagt.
Daarnaast gaat er een beperking van de aftrek gelden. In 2020 is de zelfstandigenaftrek nog maar aftrekbaar tegen een maximumtarief van 46% (2021: 43%). De komende jaren zal het tarief verder afbouwen met 3%-punt per jaar tot het tarief van de laagste schijf in box 1 van de inkomsten-belasting (in 2020 is dat 37,35% en 2021 37,10%).

Starters: maximaal willekeurig afschrijven

Startende ondernemers kunnen hun investeringen over 2020 tot een maximum van € 323.544 willekeurig – desgewenst in één keer tot op de rest-waarde of bij een investering in een bedrijfspand tot op de bodemwaarde – afschrijven. U komt in aanmerking voor deze faciliteit als u over 2020 recht hebt op startersaftrek. Dat is het geval als u dit jaar ten minste 1.225 uur voor de eigen onderneming hebt gewerkt, in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren niet voor eigen rekening een onderneming hebt gedreven én in die voorafgaande vijf jaren niet meer dan 2x de zelfstan-digenaftrek hebt toegepast.

Is 2020 het laatste jaar waarin u als starter wordt aangemerkt? Zorg dan dat u dit jaar nog maximaal investeert om de faciliteit optimaal te benutten. Door als starter de vrije afschrijving optimaal te benutten, kan over 2020 nog maximaal worden afgeschreven. Door die extra afschrijving kan een (fiscaal) verlies uit onderneming ontstaan. Dat verlies kunt u verrekenen met de positieve inkomsten (bijvoorbeeld vanwege uw inkomsten uit arbeid) in de drie voorgaande jaren en de negen volgende jaren. Dat kan dus direct een belastingteruggave opleveren, waarmee de liquiditeitspositie van uw onderneming wordt verbeterd. Door de vrije afschrijving kan de belastingbesparing op afschrijvingen worden gemaximaliseerd.

Vermogensetikettering: privé- of bedrijfsvermogen?

De ondernemer die een pand koopt en dat voor zakelijke én privédoeleinden gaat gebruiken, moet de regels van de vermogensetikettering op dat pand toepassen. Centrale vraag daarbij is of hij het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen moet rekenen of alleen het gedeelte dat voor de bedrijfs-uitoefening wordt gebruikt. Een belangrijk criterium daarbij is of het pand bouwtechnisch splitsbaar is in een bedrijfs- en een privégedeelte. Is dat het geval, dan moet het pand dienovereenkomstig geëtiketteerd worden: het bedrijfsgedeelte is verplicht ondernemingsvermogen, het woongedeelte verplicht privé. De ondernemer heeft dan géén keuzerecht. De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt genuanceerd. Als er sprake is van een juridisch onge-splitst pand, behoort het niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte van dat pand tot het keuzevermogen: de ondernemer kan binnen de grenzen van de redelijkheid kiezen of hij dat gedeelte van het pand tot zijn privé- of tot zijn ondernemingsvermogen rekent. Maar dat niet-bedrijfsmatig gebruikte gedeelte mag weer niet tot het ondernemingsvermogen gerekend worden als dat deel van het pand zelfstandig rendabel is te maken, én vaststaat dat het door de ondernemer uitsluitend ter voorziening in zijn woonbehoefte zal worden gebruikt, én het niet op enigerlei wijze dienstbaar zal zijn aan de onderneming. Een kwalificatie als ondernemingsvermogen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Hebt u het afgelopen jaar geïnvesteerd in een woon-werkpand? Beoordeel deze investering dan samen met uw adviseur om een correcte vermogensetikettering veilig te stellen.

Woning bij bedrijfshal: keuzevermogen

De ondernemer die een woonhuis koopt, moet die woning in beginsel tot zijn (verplichte) privévermogen rekenen. Wonen is nu eenmaal privé. Maar als de ondernemer een niet te verwaarlozen gedeelte van de woning voor zijn onderneming gebruikt, dan pakt de vermogensetikettering anders uit. Er is dan sprake van een pand in gemengd gebruik, en de ondernemer kan – soms moet – die woning geheel of gedeeltelijk tot het bedrijfsvermogen rekenen. De rechter trekt de ondergrens hierbij op een bedrijfsmatig gebruik van een gedeelte van de woning van ten minste 10%. Rechtbank Gelderland heeft die grens verruimd: bij een zakelijk gebruik van minder dan 10% van de woning kan de gehele woning tot het keuzevermogen worden gerekend als de ondernemer de woning heeft gekocht om die ‘ten dienste van de onderneming te gaan gebruiken’. Deze uitspraak van Rechtbank Gelderland biedt ondernemers met een persoonlijke onderneming nieuwe mogelijkheden om hun woonhuis tot  het ondernemings-vermogen te rekenen.

Wonen en werken in één pand: meer kostenaftrek

De ondernemer die in zijn privéwoning woont én werkt, kan de kosten van de werkruimte in zijn woning slechts als bedrijfskosten opvoeren als er sprake is van een ‘kwalificerende werkruimte’. Als dat niet het geval is (bijvoorbeeld omdat de werkruimte geen afzonderlijke eigen ingang heeft), dan is slechts een beperkte kostenaftrek mogelijk: de wet staat een jaarlijkse, forfaitaire aftrek toe van ten hoogste het voordeel uit sparen en beleggen (box 3). De Hoge Raad heeft deze regeling genuanceerd: de ondernemer kan naast die aftrekpost ook kosten in aftrek brengen die in huurverhou-dingen normaliter ten laste van de huurder komen. De wetgever heeft deze uitbreiding in de wettekst opgenomen. Zorg ervoor dat uw adviseur de aanvullende kostenaftrek tijdig bij de inspecteur aankaart.

Renteaftrek eigen woning: privé of in de zaak

De regels voor de renteaftrek op de eigen woning – met een verplichte aflossing van de eigenwoninglening in 30 jaar, tenminste annuïtair – gelden alleen voor particulieren. Voor ondernemers die hun woning tot het ondernemingsvermogen rekenen, gelden die regels niet: zij kunnen de woning nog steeds financieren met een aflossingsvrije lening. Dit verschil in fiscale behandeling kan een goede reden zijn om de vermogensetikettering van uw woon-werkpand te herzien. Overleg het eens met uw adviseur.

OR-reservering in jaar van staking

Gaat u dit jaar stoppen met uw eenmanszaak? Stopt u helemaal als ondernemer, of gaat u uw onderneming omzetten in een bv? Vergeet dan niet om in het laatste jaar van uw eenmanszaak maximaal te doteren aan de oudedagsreserve (OR). Die OR kunt u bij staking van de onderneming belasting-vrij omzetten in een stamrecht, een recht op lijfrente-uitkeringen voor de oude dag. De wet staat die omzetting toe tot een maximumbedrag dat afhankelijk is van onder meer de leeftijd van de ondernemer. Op dat maximumbedrag moeten de eerder opgebouwde oudedagsvoorzieningen in aftrek worden gebracht. Die aftrek geldt niet voor de OR-toevoeging in het laatste jaar van uw IB-onderneming. Dat biedt u extra aftrek voor uw oudedagsvoorziening!

Een zakelijke beloning voor uw meewerkende partner

Als uw partner meewerkt in de zaak, is het reëel om daarvoor een adequate beloning toe te kennen. U heeft de keuze uit drie mogelijkheden (als u geen man/vrouwfirma bent aangegaan), te weten: u kunt een dienstbetrekking met uw partner aangaan, een reële arbeidsbeloning overeenkomen of kiezen voor de meewerkaftrek.
Voor een civielrechtelijke dienstbetrekking met uw partner is vereist dat er sprake is van een gezagsverhouding uit hoofde van de dienstbetrekking. Bij zo’n dienstbetrekking kunt u gebruikmaken van faciliteiten in de loonbelasting. Als uw partner een reële arbeids-beloning toekent, kunt u deze vergoeding als arbeidskosten ten laste van de winst brengen. Vereist is dan wel dat die vergoeding € 5.000 of meer bedraagt.

Let op: U moet de arbeidsbeloning periodiek aan uw partner betalen. Betaling dient plaats te vinden op een bank- of girorekening die op naam van de partner staat; desgewenst kunt u de vergoeding periodiek overmaken op de rekening van uw partner. De meewerkaftrek is een faciliteit waarbij u in verband met de arbeid van uw in de onderneming meewerkende partner een forfaitair vast te stellen percentage, oplopend van 1,25% tot maximaal 4%, ten laste van de winst kunt brengen. Indien de meewerkaftrek wordt toegepast wordt uw meewerkende partner niet zelfstandig in de belasting-heffing betrokken. U kunt de meewerkaftrek toepassen indien u als ondernemer winst geniet, aan het urencriterium voldoet en uw partner in het kalenderjaar gedurende ten minste 525 uren arbeid in uw onderneming verricht zonder daarvoor enige vergoeding te ontvangen die u ten laste van uw winst kunt brengen.
De keuze voor een dienstbetrekking, een reële arbeidsbeloning of de meewerkaftrek wordt bepaald door de feitelijke situatie. Van belang is onder meer in welke tariefschijf u en uw partner vallen, het aantal uren dat uw partner meewerkt in de onderneming, de hoogte van de genoten beloning enzovoort. Bij kleinere arbeidsbeloningen zal toepassing van de meewerkaftrek doorgaans voordeliger zijn. Laat uw adviseur nog voor het einde van het jaar nagaan welke mogelijkheid voor u en uw partner de beste is.

M/V firma: laat uw partner tekenen!

Drijft u samen met uw partner uw onderneming in een firma of maatschap? Wilt u beiden als ondernemer worden aangemerkt? Zorg er dan voor dat u beiden binnen de onderneming ‘rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming’. U moet beiden rechtstreeks aan-sprakelijk zijn voor schulden van de onderneming. Om aan te tonen dat ook de ondersteunende partner binnen de onderneming rechtstreeks aan-sprakelijk is, moet u er voor zorgen dat die partner regelmatig een zakelijk contract met een leverancier of afnemer afsluit. Zorg ervoor dat uw partner die deal ondertekent. Daarmee stelt u het fiscaal ondernemerschap van uw partner veilig.

Let op de gebruikelijkheidstoets: pak een hoofdtaak!

De ondernemer die samen met zijn partner zijn onderneming drijft in de vorm van een firma of maatschap, moet bij de onderlinge taakverdeling rekening houden met de gebruikelijkheidstoets. Die toets richt zich op het aantal uren dat de partner binnen het samenwerkingsverband werkt. Daarbij tellen de gewerkte uren niet mee als de partner hoofdzakelijk (voor meer dan 70%) ondersteunende werkzaamheden verricht én derden – niet door een partnerschap verbonden personen – in eenzelfde situatie normaliter niet een firma of maatschap aangaan. De partner haalt dan de vereiste 1.225 uur per jaar niet, voldoet niet aan het urencriterium en dat kost hem of haar de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek én de vorming van de fiscale oudedagsreserve.
Om de gebruikelijkheidstoets goed door te komen, moet de partner zich voor meer dan 30% van de werktijd bezighouden met hoofdtaken binnen de onderneming. Bij het onderscheid tussen ondersteunende werkzaamheden en hoofdtaken telt ervaring wel degelijk mee. Zorg ervoor dat u/uw partner kan aantonen dat hij/zij voor ten minste 31% van de werktijd een hoofdtaak binnen de onderneming verricht. De belastingrechter heeft beslist dat het zelfstandig verrichten van declarabele werkzaamheden dé bepalende factor is bij die gebruikelijkheidstoets. Niet van belang is of de onder-steunende partner die werkzaamheden op eigen naam kan declareren.

Maten: ongelijke kapitaalrekeningen nu regelen

Bent u vrije beroeper in een maatschap? Drijft u uw onderneming samen met anderen in een firma? En nemen de andere maten/vennoten veel meer voor privé op dan u? Let op dat er geen al te grote verschillen ontstaan tussen de kapitaalrekeningen van de maten/vennoten. En zorg ervoor dat u die verschillen zakelijk kunt motiveren. Leg in de maatschaps- of firma-akte vast hoe al te scheve kapitaalsverhoudingen rechtgetrokken moeten worden. Met bepalingen over de toelaatbare omvang van hoofdsom, rente, aflossing en zekerheden. Met deze aanpak voorkomt u dat u de fiscale schade oploopt door het financieren van uw medemaat of -vennoot.

Wijziging van de winstverdeling: let op de ovb

Bent u van plan om de winstverdeling in de firma of maatschap binnenkort te wijzigen? En zit er vastgoed in die firma of maatschap? Let op: de aanpassing van de winstverdeling kan gevolgen hebben voor de overdrachtsbelasting (ovb). De ovb van van 6% (8% in 2021) is niet alleen verschuldigd bij overdracht van de juridische eigendom van vastgoed, maar ook bij overdracht van de economische eigendom. En zo’n economische eigendomsoverdracht doet zich voor als door de aanpassing van de winstverdeling de gerechtigdheid van de firmanten of maten tot het vastgoed zich wijzigt.
Bij overdracht van de juridische eigendom is een notariële akte vereist. De notaris regelt dan de overdrachtsbelasting; hij is aansprakelijk voor een juiste afhandeling daarvan. Overdracht van economische eigendom kan bij onderhandse akte. Bij die overdracht heeft de wetgever de correcte afhan-deling van de overdrachtsbelasting – én de aansprakelijkheid daarvoor! – gelegd bij de persoon die de economische eigendom overdraagt. De over-drager moet de economische eigendomsoverdracht binnen 14 dagen bij de inspecteur melden. Bij verzuim kan de verschuldigde ovb bij de overdrager (hoofdelijk aansprakelijk) worden nageheven; de wet kent daarvoor een naheffingstermijn van 12 jaar. Bij een wijziging van de winstverdeling kunnen de ovb-gevolgen worden vermeden als de aangepaste winstverdeling uitsluitend betrekking heeft op de jaarwinst, en niet op de gerechtigdheid tot (de meerwaarden van) het vastgoed.

Een voortzettingsbeding helpt u verder

Echtgenoten/partners die samen een onderneming drijven of een praktijk voeren in een firma of maatschap, doen er verstandig aan om een voortzet-tingsbeding in het firma- of maatschapscontract op te nemen. Met het hoge percentage aan echtscheidingen – ruim 39% van alle huwelijken eindigt door echtscheiding – is het aan te raden om in zo’n beding vast te leggen wie van beide partners de onderneming bij echtscheiding mag stellen bij de ontbinding van de firma of maatschap. Regeren is vooruitzien, ook zakelijk.

Draag uw onderneming belastingvrij over

De Wet inkomstenbelasting kent een doorschuiffaciliteit, waarmee u uw onderneming – of een gedeelte daarvan – zonder belastingheffing kunt overdragen. Benut u deze faciliteit, dan moet de bedrijfsopvolger ‘in uw fiscale schoenen stappen’: hij moet uw fiscale boekwaarden overnemen, uw goedkoopmansgebruik, uw resterende rechten op investeringsaftrek en verplichtingen tot desinvesteringsbijtelling, enzovoort. U kunt de doorschuif-faciliteit toepassen bij overdracht van uw onderneming aan uw partner, in de familie of aan een derde. Voorwaarde is wél dat u ten minste drie jaar (36 maanden) de onderneming in een samenwerkingsverband voor gezamenlijke rekening heeft gedreven voordat u de onderneming geruisloos kunt doorschuiven. De doorschuiffaciliteit is ook van toepassing bij overdracht van een (gedeelte van een) onderneming aan een werknemer die tenminste drie jaar bij die onderneming in loondienst is geweest. Daarbij worden geen eisen gesteld aan de kwaliteit van de werknemer, noch aan de omvang van de dienstbetrekking: overdracht aan een parttime medewerker is zonder meer mogelijk. Wilt u uw onderneming binnenkort aan een familielid of aan
een van uw werknemers overdragen, dan kan de doorschuiffaciliteit interessant voor u zijn. Laat uw belastingadviseur de mogelijkheden eens voor u op een rijtje zetten.

Zonder afrekening naar een nieuwe onderneming

Een ondernemer kan zonder fiscale afrekening vanuit de ene onderneming een andere onderneming starten. De ondernemer kan met deze door-schuifregeling de boekwinst op bedrijfsmiddelen bij staking van zijn onderneming belastingvrij reserveren en die vervolgens afboeken op de investeringen in bedrijfsmiddelen in zijn nieuwe onderneming. Die herinvestering moet dan wel (in beginsel) binnen één jaar na de staking van de onderneming plaatsvinden. Als dat niet binnen één jaar lukt, kunt u bij de inspecteur om termijnverlenging vragen.

Verkoop IB-onderneming, uitstel van betaling

Gaat u binnenkort uw eenmanszaak verkopen? En kan de koper de koopsom niet – volledig – gefinancierd krijgen? Als u uw onderneming overdraagt en de koper blijft de koopsom geheel of gedeeltelijk schuldig, kunt u renteloos uitstel van betaling krijgen – maximaal 10 jaar – voor de inkomsten-belasting die u over de stakingswinst verschuldigd bent.
Dit uitstel van betaling is uitsluitend mogelijk bij verkoop van de onderneming aan een natuurlijk persoon, tegen schuldigerkenning. Het uitstel wordt verleend in verhouding tot het schuldig gebleven deel van de koopsom: als de koper de helft van de koopsom schuldig blijft, krijgt u uitstel voor de helft van de verschuldigde belasting. Ook de duur van het uitstel wordt gekoppeld aan de koopovereenkomst. Als de koper zijn schuld aan u in acht jaar moet aflossen, krijgt u acht jaar uitstel van betaling. De maximale termijn van uitstel is 10 jaar; u moet de verschuldigde belasting jaarlijks voor een evenredig deel betalen. Het uitstel van betaling is renteloos; u moet wel zekerheid stellen bij de ontvanger en dat kunt u doen door uw vordering op de koper aan de ontvanger te cederen.

Uitkoop medefirmant, uitkoopsom ineens aftrekbaar

Bent u in conflict met uw zakelijke partner in de firma? Wilt u uw medevennoot het liefst uitkopen? Goede kans dat u die uitkoopsom ineens ten laste van uw winst kunt afboeken. Beslissend is waarom u die medevennoot uitkoopt.
Doet u dat om uw eigen winstaandeel te vergroten, dan moet u de uitkoopsom fiscaal als betaalde goodwill aanmerken. U kunt de uitkoopsom dan in tien jaar tijd afschrijven ten laste van uw winst. Maar koopt u uw medevennoot uit om ‘van hem af te zijn’, omdat hij er niets van maakt, en schuld op schuld in de zaak stapelt, dan kunt u een aftrek ineens goed verdedigen. Door uw medevennoot uit te kopen voorkomt u dat hij nog meer schulden in de zaak kan maken waar u – als medevennoot – hoofdelijk voor aansprakelijk bent. En u voorkomt dat de zaak failliet zal gaan. De uitkoop heeft dan plaatsgevonden omdat het handhaven van de medevennoot in een leidende rol binnen de onderneming, met het oog op het bedrijfsbelang, niet langer
verantwoord was. De belastingrechter heeft met deze motivering een aftrek ineens aanvaard.

Nieuwe vennoot aansprakelijk voor oude schulden

De vennoten in een vennootschap onder firma – een VOF –zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van die vennootschap. Schuldeisers moeten zich eerst verhalen op het afgescheiden vermogen van de firma. Is dat onvoldoende, dan kunnen zij aanspraak maken op het privévermogen van ieder van de vennoten. De Hoge Raad heeft beslist dat die hoofdelijke aansprakelijkheid direct ingaat bij toetreding van een vennoot, voor àlle verplichtingen van de VOF, ook voor de verplichtingen die de VOF is aangegaan vóór zijn toetreding. Deze acute hoofdelijke aansprakelijkheid geldt ook voor beherende vennoten in een commanditaire vennootschap (CV), maar niet voor de maten in een maatschap.

Aansprakelijkheid uitgetreden vennoot loopt door

De Hoge Raad heeft beslist dat iemand die toetreedt tot een vennootschap onder firma hoofdelijk aansprakelijk wordt voor alle verplichtingen van die firma, ook voor de verplichtingen die zijn ontstaan vóór zijn toetreding. Uit de rechtspraak blijkt ook dat een vennoot die uittreedt uit een vennoot-schap onder firma hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de schulden die voortvloeien uit een duurovereenkomst die de firma is aangegaan vóór zijn uittreding. Let daarop bij het toetreden tot of uittreden uit een vennootschap onder firma!

Doe uw zakelijke giften privé

Als ondernemer kunt u een goed doel zakelijk of privé ondersteunen: u kunt een gift doen vanuit de zaak of vanuit privé. Het is verstandig om daarbij na te gaan of u uw zakelijke periodieke giften niet beter vanuit privé kunt gaan doen.
Periodieke giften moesten tot 2014 bij notariële akte plaatsvinden. En dat werkte kostenverhogend. De wetgever heeft die eis afgeschaft om het doen van kleinere periodieke giften te stimuleren. Voor periodieke giften kan nu gebruik worden gemaakt van een onderhandse akte. Een model daarvoor staat op de website van de Belastingdienst.
Periodieke giften zijn volledig aftrekbaar, zonder enige drempel. Bij periodieke giften door een eenmanszaak moet u wel rekening houden met de fiscale gevolgen. Er geldt weliswaar geen drempel voor de aftrek, maar door de winstaftrek verspeelt u als ondernemer wel andere fiscale voordelen, bijvoorbeeld de 14% MKB-winstvrijstelling. Bij een gift van € 1.000 levert dat effectief maar € 860 aan aftrek op.

Is een BV niet voordeliger?

Ondernemers met een eenmanszaak, of een aandeel in een firma moeten zich elk jaar opnieuw afvragen of het niet voordelig is om hun onderneming om te zetten in een BV. Het verschil in belastingdruk tussen een BV en een persoonlijke onderneming, zoals een eenmanszaak of een aandeel in een firma, wordt steeds groter. De druk van de vennootschapsbelasting op de eerste € 200.000 winst in de BV komt uit op 16,5%. Bij een onderneming die onder de heffing van inkomstenbelasting valt, worden bij een dergelijk winstniveau alle tariefschrijven geraakt, te beginnen met een heffing in de eerste schijf van 37,35% (37,10% in 2021), en oplopend tot 49,5%. Dat verschil met de vennootschapsbelasting kan niet worden goedgemaakt met de fiscale faciliteiten zoals de MKB-winstvrijstelling en de zelfstandigenaftrek. Het devies is dan ook duidelijk:
ondernemers die winst van enige omvang maken, moeten nagaan of zij niet beter hun onderneming in een BV kunnen omzetten.
Zeker als er naar verwachting ook de komende jaren een goede winst zal worden behaald. Dat levert op liquiditeitsbasis een substantieel voordeel op. Bij de BV-belastingdruk moet nog wel rekening worden gehouden met een aanmerkelijk-belangheffing van 26,25% over de winstreserves in de BV, maar die heffing kan zonder al te veel problemen langdurig worden uitgesteld. Volgend jaar zal de AB-heffing wel stijgen naar 26,9%. Nú is het een geschikt moment om de cijfers voor deze afweging op een rij te zetten. Want als u nog dit jaar als BV verder wilt, moet u direct actie ondernemen.
Bij omzetting van de eenmanszaak en dergelijke in een BV moet met de fiscus afgerekend worden over de stille reserves en goodwill (de stakings-winst). Daarbij kan gebruik worden gemaakt van diverse fiscale faciliteiten. Naast de omzetting mét fiscale afrekening kan de eenmanszaak ook fiscaal geruisloos in een BV worden omgezet. De wet stelt daartoe diverse voorwaarden. Overleg met uw adviseur welke methode in uw situatie de beste is.

Verlies? Verzoek om een nieuwe voorlopige aanslag

Eind vorig jaar heeft u waarschijnlijk een voorlopige aanslag ontvangen voor de inkomstenbelasting over 2020. De hoogte van die aanslag is geba-seerd op de aanslagen van voorgaande jaren en informatie die bij de Belastingdienst bekend is. Wijzigt uw situatie gedurende het jaar, dan is het verstandig om de voorlopige aanslag aan te passen. Dreigt u in 2020 een verlies te gaan lijden, dan kunt u het weglekken van liquiditeiten voorkomen door de voorlopige aanslag voor 2020 op nihil te stellen.
Daarnaast kunt u op het moment van het indienen van de aangifte inkomstenbelasting 2020 een schriftelijk verzoek doen om voorlopige verliesver-rekening. De Belastingdienst stelt dan een voorlopige verliesverrekening vast met een beschikking. U kunt dan maximaal 80% van het aangegeven verlies verrekenen. De volledige verrekening volgt bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting.

Administratie over 2013 mag de prullenbak in

U bent wettelijk verplicht om uw administratie gedurende zeven jaar te bewaren. Dit geldt in ieder geval voor de zogenoemde basisgegevens: het grootboek, de debiteuren- en crediteurenadministratie, de voorraadadministratie, de in- en verkoopadministratie en de loonadministratie. Dit betekent dat u aan het einde van dit jaar de administratie over 2013 en eerdere jaren mag weggooien.
Let er daarbij wel op dat voor sommige gegevens een uitzondering geldt. De termijn van zeven jaar geldt bijvoorbeeld niet voor gegevens van onroe-rende zaken. U moet deze gegevens namelijk tien jaar bewaren in verband met de herzieningstermijn. Daarnaast mag u documenten zoals aktes, pensioen- en lijfrente polissen sowieso niet weggooien.