Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep no. 2021-03

Nieuwsbrief Zwolse Adviesgroep no. 2021-03
2 juni 2021 Marleen Haring

Vraag vóór 1 juli om verlenging uitstel van betaling

Als u een beroep heeft gedaan op de coronasteunmaatregel voor belastinguitstel, moet u in principe de nog niet afgedragen belastingen vanaf 1 oktober 2021 aan de Belastingdienst gaan betalen. U krijgt hiervoor 36 maanden de tijd. U moet dan wel vóór 1 juli 2021 om een verlenging of een aanvraag van het uitstel verzoeken. Doet u dat niet, dan komt u niet in aanmerking voor de terugbetalingsregeling van 36 maanden. Ook als u nog niet eerder een beroep heeft gedaan op de uitstelmaatregel, kunt u tot 1 juli 2021 bijzonder uitstel aanvragen om gebruik te kunnen maken van de terugbetalingsregeling. Het aanvragen of verlengen kan op belastingdienst.nl/bijzonderuitstel.

Aangifte IB 2020? Denk ook aan de coronamaatregelen!

Als u in 2020 gebruik heeft gemaakt van de tegemoetkomingen van de overheid om de gevolgen van de coronacrisis te verzachten, heeft dit ook gevolgen voor uw aangifte inkomstenbelasting (IB) 2020. De Belastingdienst heeft een aantal posten al vooraf ingevuld. Dit geldt onder meer voor de Tijdelijke overbrugging voor zelfstandige ondernemers (TOZO). Deze bedragen heeft de fiscus doorgekregen van de gemeente. Als het goed is heeft u daarvan ook een overzicht gekregen. Heeft u een partner? Houd er dan rekening mee dat de TOZO-uitkering voor de helft meetelt voor het inkomen van uw partner. Dit kan tot gevolg hebben dat uw partner meer IB moet gaan betalen of minder IB terugkrijgt. Ook de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA) is inkomen en is al vooraf ingevuld. Controleer dit aan de hand van het overzicht van UWV met de uitbetaalde bedragen.

De Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren (TOGS) en de Tegemoetkoming vaste lasten (TVL) moet u zelf in de aangifte invullen. De uitkeringen uit deze tegemoetkomingen zijn vrijgesteld en neemt u in de aangifte op bij de rubrieken ‘vrijgestelde winstbestanddelen’ en ‘buitengewone lasten en baten’. U hoeft daar dan geen belasting over te betalen.

Moet ik mijn oldtimers in box 3 aangeven?

Een hobby van mij is het verzamelen van oldtimers. Moet ik die aangeven in box 3 van de inkomstenbelasting?

Antwoord
Roerende zaken die u voor persoonlijke doeleinden gebruikt, hoeft u in principe niet aan te geven in box 3. Denk bijvoorbeeld aan uw privéauto, uw inboedel, een schilderij en dergelijke. Beslissend hierbij is of u de roerende zaak gebruikt voor persoonlijke doeleinden. Is daarvan geen sprake, dan vallen deze roerende zaken wel onder de heffing van box 3.

Sommige roerende zaken die u voor persoonlijke doeleinden gebruikt, kunnen echter toch onder de heffing vallen. Dit is het geval als die zaken hoofdzakelijk als belegging dienen. De Belastingdienst zal dit echter moeten aantonen. Bij dit te leveren bewijs zijn de aard en hoeveelheid van dergelijke zaken van groot belang. Zo zullen bijvoorbeeld antieke meubelen als
onderdeel van de inboedel niet snel als belegging kunnen worden aangemerkt. Die goederen worden strikt persoonlijk gebruikt. Zij dienen ter verhoging van het wooncomfort en niet als belegging.

Voor een verzameling klassieke auto’s ligt dat wellicht anders. Bij één oldtimer kan zonder meer worden gesteld dat die dient voor persoonlijk vervoer, zodat de auto buiten de heffing valt. Die stelling kan heel misschien ook nog wel worden ingenomen bij twee oldtimers, maar een verzameling lijkt toch al snel als belegging te moeten worden aangemerkt. U moet de waarde van de oldtimers in dat geval wel aangeven in box 3. Het zal dan een lastig karwei worden welke waarde u aan de oldtimers gaat toekennen.

Wel of niet bijtellen?

Als uw werknemer kan aantonen dat hij niet meer dan 500 privékilometers per jaar rijdt met de auto van de zaak, hoeft u niets bij zijn loon te tellen. Tijdens de lockdown waarin veel werknemers thuiswerken zult u als werkgever waarschijnlijk wel een aantal vragen hebben gehad over die bijtelling. Het antwoord op die vragen zal niet altijd even makkelijk te geven zijn door u. Daarom hieronder een aantal van de vragen die de laatste tijd over de auto van de zaak (en de bijtelling) veelvuldig voorbij zijn gekomen en natuurlijk de juiste antwoorden.

1. Een ter beschikking gestelde auto staat door de lockdown langere tijd stil. Dat kan leiden tot technische problemen. Als de werknemer met de auto gaat rijden om die te voorkomen, is die rit dan zakelijk gebruik?

Ja, dit geldt als een zakelijke rit. Hiervoor gelden echter wel een aantal voorwaarden. Zo moet u opdracht hebben gegeven voor deze rit en kunt u aannemelijk maken dat u hiervoor zakelijke redenen heeft gehad. De werknemer verantwoordt de rit in de kilometeradministratie.

2. Normaal gesproken gebruiken mijn werknemers de auto alleen onder werktijd. Daarbuiten staat deze op het terrein bij kantoor (de ‘achter het hek’-regeling). Maar vanwege het verplichte thuiswerken nemen de werknemers de auto’s nu mee naar huis. Welke gevolgen heeft dit voor de fiscale bijtelling?

In de periode dat de werknemers de auto’s mee naar huis nemen, zijn deze aan hen ter beschikking gesteld. U moet dan in principe een bepaald bedrag optellen bij het belastbaar loon van de werknemers voor het privégebruik van de auto’s. Rijdt een werknemer dan op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé met de auto? Dan hoeft u geen bedrag op te tellen bij zijn belastbaar loon. De werknemer moet dan kunnen bewijzen dat hij niet meer dan 500 kilometer per jaar privé rijdt. Dit kan met een sluitende rittenregistratie, maar ook op andere manieren. Let op, staat een auto slechts voor een deel van het jaar ter beschikking? Dan rekent u het aantal gereden kilometers om naar het aantal privékilometers dat de werknemer in een jaar zou rijden. Reed hij bijvoorbeeld in drie maanden 120 kilometer? Dan zijn dat omgerekend naar een jaar (12/3 × 120) 480 privékilometers. Er is in dat geval geen bijtelling van toepassing.

3. Als ik in een overeenkomst met een werknemer opneem dat het privégebruik van de auto verboden is, kan ik dan de bijtelling achterwege laten?

Alleen het verbieden van het privégebruik is onvoldoende om de bijtelling te voorkomen. Daarvoor is ook het volgende vereist:

• U controleert en administreert het autogebruik.
• De werknemer is niet verzekerd voor privégebruik.
• De werknemer beschikt zelf privé over een auto.
• Een passende sanctie voor privégebruik. Denk aan een geldboete ter grootte van de te betalen belasting over het privégebruik van de auto.

4. Uw werknemers hebben de aan hen ter beschikking gestelde auto’s tijdens de coronacrisis vrijwillig ingeleverd. De auto’s staan in de afgesloten garage van de onderneming en de sleutels zijn ingeleverd. Wat zijn de gevolgen voor de fiscale bijtelling?

Het gaat hierbij om een situatie waarin de auto’s niet meer ter beschikking zijn gesteld aan de werknemers. Voor de periode waarin dat het geval is, hoeft u daarom in uw loonaangifte geen bedrag op te tellen bij het belastbaar loon van de werknemers voor het privégebruik van de auto’s. Let wel op dat u het privégebruik over de periode dat u de auto ter beschikking stelde moet omrekenen tot het aantal privékilometers dat de werknemer zou rijden in een heel kalenderjaar.

5. Een werknemer liet vorig jaar bijtelling toepassen, maar had aan het einde van het jaar minder dan 500 kilometer gereden. De bijtelling was dus onterecht toegepast. Hoe herstel ik deze onterechte toepassing?

Hiervoor zijn er verschillende mogelijkheden. Ten eerste kunt u een correctiebericht van de aangifte loonheffingen indienen. U moet zelf kunnen bewijzen dat de werknemer niet meer dan 500 privékilometers heeft gereden. Alleen de mededeling van de werknemer is niet voldoende. Een andere mogelijkheid is dat uw werknemer zelf bezwaar maakt tegen de ingehouden loonheffingen over het betreffende jaar. Dit moet hij dan bij de competente inspectie van de Belastingdienst van zijn werkgever doen. Als het bezwaar wordt toegewezen leidt dit tot een teruggaaf voor de loonheffingen aan de werknemer. Maar de werknemer moet wel altijd kunnen aantonen dat hij niet meer dan 500 kilometer met de auto van de zaak privé heeft gereden.

6. Mijn werknemers rijden in een elektrische auto van de zaak. Mag ik de kosten van de laadpaal onbelast aan hen vergoeden?

Als de werknemer een elektrische auto van de zaak heeft, mag u de kosten die daarbij horen onbelast aan hem vergoeden. Dat zijn dus bijvoorbeeld de kosten van de laadpaal en van het opladen. Deze kosten vallen namelijk onder de intermediaire kosten voor de auto van de zaak.

7. Een werknemer voor wie ik geen rekening houdt met de bijtelling, reed vaker met de auto van de zaak om het openbaar vervoer te mijden. Hierdoor overschreed hij de 500-kilometergrens. Hoe pak ik dit aan?

Als de werknemer de 500-kilometergrens overschrijdt, vervalt de uitzondering op de bijtellingsregels. U moet dan direct de bijtelling gaan toepassen. Als de werknemer een Verklaring geen privégebruik had, komt de naheffingsaanslag voor de niet betaalde loonheffingen over de tijdvakken die al voorbij zijn voor zijn rekening. Maar hield u geen rekening met de bijtelling op grond van een andere afspraak, dan moet u de aanslag betalen.

8. Voor de elektrische auto’s huur ik accu’s. Moet ik deze accu’s meetellen bij het bepalen van de cataloguswaarde?

Ja, de cataloguswaarde is inclusief het accupakket. De cataloguswaarde is namelijk gerelateerd aan het Certificaat van Overeenstemming dan wel typegoedkeuring bij de Dienst Wegverkeer. Daar horen de accu’s bij.

Subsidie bij aanschaf schone bestelauto

Gaat u binnenkort een schone bestelauto aanschaffen of leasen, dan kunt u hiervoor een subsidie aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De subsidie bedraagt 10% van de nieuwprijs van de bestelbus maar tot een maximum van € 5.000. Het budget voor 2021 bedraagt € 22 miljoen en op is op. Aanvragen is sinds 15 maart van dit jaar mogelijk. Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet u voldoen aan de volgende voorwaarden:

• U heeft een overeenkomst die op het moment van de subsidieaanvraag geen onherroepelijke verplichtingen bevat.
• Op het moment van de subsidieaanvraag is de bestelauto nog niet te naam gesteld.
• De overeenkomst is niet eerder gesloten dan op 1 januari 2021.
• Als de bestelbus onder voertuigclassificatie N1 valt, heeft deze een netto catalogusprijs van € 20.000 of meer.
• Valt de bestelauto onder voertuigclassificatie N2, dan heeft deze minstens een verkoopprijs van € 20.000 of meer.
• De bestelbus heeft een minimale actieradius van 100 kilometer.
• Als de energie voor de aandrijving van de bestelauto wordt geleverd door een accupakket, bevat dit geen lood.
• U vraagt de subsidie namens uw onderneming aan voor maximaal 400 bestelauto’s.

Let erop dat u bij doorverkoop van de bestelbus binnen drie jaar de subsidie deels moet terugbetalen, tenzij u de bestelbus weer gaat vervangen door een nieuwe schone bestelbus.

Ook vrijstelling bij eigen bijdrage internetabonnement

Voor vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen van noodzakelijke gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur geldt een gerichte vrijstelling in de werkkostenregeling. Dit geldt ook voor een noodzakelijk internetabonnement. Tot voor kort kon u deze gerichte vrijstelling alleen toepassen als u alle kosten betaalde van het internetabonnement. Als een werknemer een eigen bijdrage voor privégebruik betaalde, voldeed u volgens de fiscus niet meer aan het noodzakelijkheidscriterium. Maar de Belastingdienst is nu van dit standpunt afgestapt. Daardoor is de eigen bijdrage voor privégebruik geen belemmering meer.

Van een noodzakelijke voorzieningen is sprake als:

• de voorziening naar de redelijke oordeel van de werkgever noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;
• de werkgever de voorziening betaalt en de kosten niet doorberekent aan zijn werknemer;
• de werknemer de voorziening teruggeeft of de restwaarde van deze voorziening aan de werkgever betaalt als hij deze niet meer nodig heeft voor de dienstbetrekking. Doet de werknemer dit niet, dan moet u vanaf het moment dat de werknemer de voorziening niet meer nodig heeft, de restwaarde van de voorziening tot zijn loon rekenen.

Massaalbezwaarprocedure voor box 3 in IB 2020

De Belastingdienst verwacht ook voor het jaar 2020 veel bezwaren tegen de box 3-heffing, omdat veel belastingplichtigen het niet eens zijn met de door de fiscus gehanteerde percentages. Er is namelijk nog geen (definitief) oordeel geveld over de eerdere massaalbezwaarprocedures door de Hoge Raad. Daarom heeft de staatssecretaris van Financiën ook voor de inkomstenbelasting (IB) 2020 aangegeven dat de bezwaren die worden ingediend tegen de box 3-heffing onder de massaalbezwaarprocedure vallen. Als massaal bezwaar wijst de staatssecretaris bezwaarschriften aan:

• waarop ten tijde van de dagtekening van dit besluit nog geen uitspraak is gedaan;
• die op tijd worden ingediend tot en met de dag voorafgaande aan de dag waarop de in artikel 25e AWR bedoelde collectieve uitspraak wordt gedaan; en
• die de volgende rechtsvraag bevatten:
Is de box 3-heffing in 2020, op basis van de forfaitaire elementen van het stelsel, in onderlinge samenhang en met inachtneming van het heffingsvrije vermogen en het belastingtarief van 30%, in strijd met:
– artikel 1 van het EVRM, zonder dat de schending van de ‘fair balance’ op het niveau van de individuele belastingplichtige wordt beoordeeld; of
– het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM?

Bent u het niet eens met de berekening van de box 3-heffing over 2020 en wilt u deelnemen aan de massaalbezwaarprocedure voor 2020? Dien dan een individueel bezwaar in binnen zes weken na dagtekening van de definitieve aanslag.

Tot 1 juli 2021 reiskosten onbelast vergoeden

U kunt tot 1 juli 2021 (in plaats van 1 april) de bestaande vaste reiskostenvergoedingen van uw werknemers onbelast blijven vergoeden. Het doet er niet of ze deze reiskosten als gevolg van het thuiswerken niet meer maken. Het moet wel gaan om vaste reiskostenvergoedingen die al vóór 13 maart 2020 door u zijn toegekend. Voor werknemers die na die datum in dienst zijn gekomen kunt u voor de thuiswerkdagen dus geen onbelaste reiskostenvergoeding op grond van de gerichte vrijstelling geven. U kunt uw werknemers uiteraard wel:

• de werkelijk gereisde kilometers onbelast vergoeden tegen € 0,19 per kilometer; of
• bij een vaste reiskostenvergoeding de thuiswerkdagen belasten. U kunt (het belaste deel van) deze vergoeding ook aanwijzen als eindheffingsloon ten laste van de vrije ruimte van 3% over de eerste € 400.000 van uw loonsom en boven de € 400.000 een vrije ruimte van 1,18%.

Op dit moment is het al mogelijk om specifieke thuiswerkkosten zoals arbovoorzieningen en ICT-middelen onbelast te vergoeden. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden van een aanvullende regeling voor het onbelast vergoeden van thuiswerkkosten, waarvoor nu nog geen gerichte vrijstelling bestaat. Deze aanvullende regeling zal waarschijnlijk pas volgend jaar worden ingevoerd.

Normbedragen voor vergoeding dienstreizen

Wilt u een werknemer een onkostenvergoeding geven voor zijn dienstreizen? Dan kunt u daarvoor aansluiten bij de vergoedingen die in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) van het Rijk staan. De werknemer moet wat zijn uitgaven betreft wel vergelijkbaar zijn met een ambtenaar op dienstreis. Voor 2021 mag u voor binnenlandse dienstreizen maximaal de volgende bedragen voor verblijfskosten (gericht vrijgesteld) vergoeden aan uw werknemer:

Onderdeel van de diensten Vergoeding cao Rijk Onbelast vergoed Belast
Kleine uitgaven overdag € 5,46 € 4,87 € 0,59
Uitgaven ’s avonds € 16,28 € 9,74 € 6,54
Ontbijt € 11,10 € 10,23 € 0,87
Lunch € 16,80 € 9,82 € 6,98
Avondmaaltijd € 25,42 € 24,65 € 0,77
Logies € 113,66 € 112,43 € 1,23

In de kolom ‘onbelast vergoed’ ziet u de maximale bedragen die u gericht vrijgesteld kunt vergoeden en die gelden voor alle werkgevers. Deze zijn lager dan de normbedragen die in de cao van het Rijk zijn opgenomen. Als u meer wilt vergoeden dan het bedrag in de kolom ‘onbelast vergoed’, kunt u het bovenmatige deel van de vergoeding tot het loon van uw werknemer rekenen of als eindheffingsloon aanwijzen en in de vrije ruimte onderbrengen.

Lening aan DGA belaste winstuitdelingen;
pensioenaanspraak belast

Hof Den Haag heeft beslist dat een deel van de leningen van een BV aan haar DGA moesten worden aangemerkt als uitdelingen. Ook de pensioenaanspraken van de DGA bij de BV waren niet meer vrijgesteld en werden als loon belast.

Een BV had vorderingen op haar DGA in verband met verstrekte leningen voor een eigen woning (€ 535.876), voor effecten (€ 1.030.098) en een rekening-courant (r/c) ultimo 2011 van bijna € 3,8 mln. De inspecteur stelde dat de BV uitdelingen aan de DGA had gedaan. Er volgden (navorderings)aanslagen IB over 2011 tot en met 2014. Aan de BV werden naheffingsaanslagen dividendbelasting opgelegd. Verder ontving de BV naheffingsaanslagen loonheffingen waarbij de inspecteur de in 2012 en 2013 aan de DGA toegekende pensioenaanspraken tot het loon rekende. Deze pensioenaanspraken konden volgens de inspecteur alleen worden gebruikt voor de aflossing van de schulden van de DGA aan de BV en waren daarmee voorwerp van zekerheid geworden.

Hof Den Haag besliste dat als een aandeelhouder voor persoonlijke doeleinden gelden uit de kas van de BV opneemt, dat een winstuitdeling kan zijn als het niet de bedoeling is geweest dat de aandeelhouder het bedrag aan de BV schuldig wordt of als het direct duidelijk moet zijn geweest dat het opgenomen geld niet kan worden terugbetaald of verrekend. De inspecteur moet aannemelijk maken dat de lening niet kan of zal worden afgelost en dat de BV en aandeelhouder zich daarvan bewust waren of hadden moeten zijn. In dit geval waren in 2011 alle effecten verkocht en was de verkoopopbrengst, anders dan was overeengekomen, niet gebruikt voor aflossing van de effectenlening, maar voor andere doeleinden. De DGA kon, gelet op zijn financiële situatie,
de schuld voor de effectenlening niet aflossen. De gehele effectenlening was in 2011 uitgedeeld. Ook de opnames in r/c in 2012 moesten als uitdelingen aan de DGA worden aangemerkt.

Het Hof besliste verder dat de BV geen middelen meer had voor de pensioenuitkeringen aan de DGA. De gehele opgebouwde aanspraak moest naar de waarde in het economische verkeer direct voorafgaand aan de zekerheidstelling worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en had op enig moment vóór 2011 moeten worden belast. De pensioenaanspraken die in 2012 en 2013, waren toegekend, waren geen vrijgestelde aanspraken meer. Deze aanspraken behoorden tot het belastbare loon.