Belastingplan 2019
De rekening-courantmaatregel
Het kabinet Rutte III wil ‘het excessief lenen bij de eigen BV’ gaan aanpakken. De directeur-grootaandeelhouder die een schuld heeft bij zijn BV van meer dan € 500.000 moet over dat meerdere direct met de fiscus afrekenen, in box 2 tegen het anmerkelijkbelang-tarief. Deze rekening-courantmaatregel gaat in op 1 januari Voor eigenwoningschulden was in eerste instantie een overgangsmaatregel aangekondigd, maar deze schulden worden ná het besluit van het kabinet om de dividendbelasting toch niet af te schaffen alsnog buiten beschouwing gelaten. Het voorstel is nu om bovenop de Eigen-woningschuld een drempel van € 500.000 aan te houden, voor de directeur-grootaandeelhouder en zijn partner gezamenlijk, voordat afrekening aan de orde is.
Sociale vlaktaks: 0.263% voordeel
Het tarief van de inkomstenbelasting in box 1 wordt in twee jaar zodanig aangepast dat we per 2021 nog slechts twee tariefschrijven hebben: de eerste schijf met een basistarief van 37,05% voor een belastbaar inkomen tot € 68.507, en de tweede schijf met een toptarief van 49,5% voor een inkomen vanaf € 68.507. Deze tariefverlaging moet alle belastingplichtigen in 2021 een lastenverlichting opleveren van zo’n € 6 miljard, zo wil het kabinet ons doen geloven. De werkelijkheid is anders. Door een steilere afbouw van de algemene heffingskorting én de arbeidskorting is het voordeel van de tariefaanpassing in de eerste schijf – waar 93% van de belastingplichtigen onder valt – beperkt tot 0,263%!
Het kabinet introduceert in het Belastingplan 2019 een sociale vlaktaks voor de heffing van inkomstenbelasting in box 1, met een basistarief van 37,05% en een toptarief van 49,5%. Dat tweeschijventarief wordt in twee jaar tot stand gebracht volgens onderstaande tabel:
Tarief | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
1e schijf (tot € 21.167) | 36,55% | 36,65% | 37,05% | 37,05% |
2e schijf (tot € 35.286) | 40,85% | 38,10% | 37,08% | 37,05% |
3e schijf (tot € 68.507) | 40,85% | 38,10% | 37,08% | 37,05% |
meer dan € 68.507 | 51,95% | 51,75% | 50,50% | 49,50% |
Check de vrije ruimte in de werkkostenregeling
Heeft u, werkgever, de vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) goed in beeld? Wat is er tot op heden in 2018 in de vrije ruimte geboekt? Als u nog ruimte over heeft, moet u die nog dit jaar invullen! Ieder jaar weer blijkt dat MKB-werkgevers een flink deel van de vrije ruimte in de WKR onbenut laten. En dat is jammer, een gemiste kans om het bruto-nettoloontraject in te korten. Zorg dat u de vrije ruimte tot de laatste euro benut. Met een bonus voor uw personeel, een elektrische fiets, een wat hogere kilometervergoeding. Mogelijkheden te over! Overleg met uw werknemers welk bedrag aan brutoloon zij willen inleveren in ruil voor een belastingvrije bonus of elektrische fiets. Ga ook na of u in 2018 voldaan hebt aan de verplichting om de vrije loonbestanddelen – in de vrije ruimte én onder de gerichte vrijstellingen – aan te wijzen.
Vennootschapsbelasting: tarief en verliesverrekening
Het kabinet gaat het tarief van de vennootschapsbelasting verlagen. In het Regeerakkoord van Rutte III, in oktober 2017, werd een stapsgewijze verlaging aangekondigd van 25% naar 21%, en voor de eerste tariefschijf – bij een winst tot € 200.000 – van 20% naar 16%. Die percentages zijn door diverse tussentijdse ontwikkelingen – met name rondom de dividendbelasting – herhaaldelijk aangepast. Het finale voorstel is om het tarief stapsgewijs te verlagen naar 20,5% en in de eerste schijf naar 15%. Het tarief in de innovatiebox gaat omhoog, van 5% naar 7%. De termijn voor de voorwaartse verliesverrekening wordt teruggebracht van negen tot zes jaar, met een overgangsregeling voor de bestaande verliesverrekening.
Rutte III wil Nederland aantrekkelijk houden voor internationale bedrijven die zich hier willen vestigen en die werkgelegenheid, innovatie en kracht aan onze economie toevoegen. Het kabinet vindt een lager Vpb-tarief noodzakelijk om de vestigingsplaats Nederland te beschermen. De tariefverlaging wordt over enkele Jaren uitgesmeerd:
– voor winsten vanaf € 200.000: in twee stappen van 25% naar 23,9% per 2020 en naar 20,5% per 2021;
– voor winsten tot € 200.000: in drie stappen van 20% naar 19% per 2019, naar 17,5% per 2020 en naar 15% per 2021.
De termijn voor de voorwaartse verliesverrekening wordt per 1 januari 2019 verkort van negen naar zes jaar. Deze aanpassing kent een overgangsregeling voor bestaande verliesverrekening. De verkorte termijn geldt voor verliezen die vanaf (het boekjaar) 2019 worden geleden. Om te voorkomen dat een verlies tot en met 2018 – dat negen jaar verrekenbaar is, tot uiterlijk 2027 – eerder verrekend moet worden dan een verlies vanaf 2019 – dat maar zes jaar verrekenbaar is – wordt de volgorde van verliesverrekening aangepast: een verlies uit 2019 of 2020 moet verrekend worden vóór een verlies uit 2017 of 2018. Deze overgangsregeling is gelijk aan de regeling voor de voorwaartse verrekening van een verlies uit aanmerkelijk belang.
Beperking afschrijving vastgoed in de BV
Per 1 januari 2019 wordt de afschrijving op gebouwen beperkt voor de heffing van vennootschapsbelasting: een BV kan thans een gebouw in eigen gebruik nog afschrijven tot op de helft van de WOZ-waarde, en een beleggingspand tot op de WOZ-waarde. Dat verschil in bodemwaarde vervalt per 1 januari 2019: de BV kan dan op alle gebouwen nog slechts afschrijven tot op de WOZ-waarde. Financiën heeft bij de ‘Heroverweging pakket vestigingsklimaat’, na het kabinetsbesluit om de dividendbelasting niet af te schaffen, een bescheiden overgangsregeling getroffen voor deze afschrijvingsbeperking.
De beperking van de afschrijving op gebouwen in Eigen gebruik – tot op de WOZ-waarde – is een van de dekkingsmaatregelen voor de verlaging van het Vpb-tarief. De afschrijvingsbeperking treedt in werking met ingang van het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2019. Als op dat tijdstip de fiscale boekwaarde van een pand in Eigen gebruik minder is dan 100% van de WOZ-waarde, hoeft er geen opwaardering plaats te vinden.Er is een beperkte overgangsregeling getroffen voor ondernemers die het pand in eigen gebruik onlangs, vóór 1 januari 2019 in gebruik hebben genomen én die daar nog geen drie jaar op hebben afgeschreven. Deze ondernemers kunnen alsnog deze drie jaar afschrijven volgens het oude regime, uiteraard tot ten hoogste op 50% van de WOZ-waarde. Deze overgangsmaatregel komt met name terecht bij bedrijven die recent in vastgoed hebben geïnvesteerd. De afschrijvingsbeperking geldt uitsluitend in de vennootschapsbelasting. Voor ondernemers in de inkomsten- belasting én voor de ter beschikkingstellingsregeling blijft het mogelijk om een gebouw in Eigen gebruik af te schrijven tot 50% van de WOZ-waarde. Dat geldt dus ook voor een bedrijfspand dat de DGA aan zijn BV ter beschikking stelt.
Beperking aftrektarief en aftrekposten
De invoering van een nieuwe tariefstructuur in de inkomstenbelasting – de sociale vlaktaks – heeft vergaande gevolgen voor de aftrekposten in box 1. Deze posten kunnen over enkele jaren nog slechts tegen het basistarief van 37,05% in aftrek worden gebracht. Het aftrektarief wordt vanaf 1 januari 2020 in vier stappen met 3% per jaar afgebouwd tot het basistarief. De beperking van het aftrektarief treft nagenoeg alle aftrekposten in box 1, voor particulieren én ondernemers. Daarnaast vervalt ook de aftrek van enkele kostenposten, te weten de uitgaven voor monumentenpanden per 2019 en de scholingskosten per 2020.
Aftrekposten in box 1 gaan de komende jaren steeds minder belastingvoordeel opleveren. Het tarief voor aftrek van deze posten wordt vanaf 1 januari 2020 afgebouwd, jaarlijks met 3%, tot op 37,05%. Het aftrektarief bedraagt 49% in 2019, 46% in 2020, 43% in 2021, 40% in 2022 en 37,05% in 2023 en de daarop volgende jaren. Voor particulieren heeft de beperking van het aftrektarief betrekking op de negatieve inkomsten uit eigen woning (het eigenwoningforfait minus de eigenwoningrente) én de persoonsgebonden aftrek (dat zijn de uitgaven voor onderhouds-verplichtingen zoals partneralimentatie, specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, scholingsuitgaven, de doorgeschoven persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren, verliezen op beleggingen in durfkapitaal en de aftrekbare giften). Voor ondernemers komen daar nog bij de ondernemersaftrek – het gezamenlijk bedrag van de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek (bij arbeidsongeschiktheid), de meewerkaftrek, de S&O- aftrek en de stakingsaftrek – én de mkb-winstvrijstelling en de tbs-vrijstelling.
De aftrekbeperking geldt niet voor toevoegingen aan de oudedagsreserve (FOR), de aftrek van lijfrentepremies én de premieaftrek voor arbeidsongeschiktheid. Deze uitzonderingen zijn niet gemotiveerd in het Belastingplan 2019. De ratio zal zijn dat tegenover deze aftrekposten – op termijn – belastbare inkomsten staan die tegen het normale tarief in box 1 van 37,05% of 49,5% worden belast. Deze koppeling is niet doorgevoerd voor partneralimentatie.
De Hillen-aftrek – de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld – wordt gefaseerd, in 30 jaar, afgeschaft. In 2019 wordt deze aftrek voor 96 2/3 % in aanmerking genomen.
De monumentenaftrek wordt per 1 januari 2019 vervangen door een subsidieregeling. Eigenaren van een rijksmonument met woonfunctie kunnen maximaal 35% subsidie krijgen voor gemaakte instandhoudingskosten. De aftrek voor scholingskosten wordt per 1 januari 2020 vervangen door een individuele leerrekening voor Nederlanders die een startkwalificatie hebben behaald.
Aanmerkelijk belang: tarief en verliesverrekening
In het Belastingplan 2019 is voorgesteld om het aanmerkelijkbelang-tarief gefaseerd te verhogen: per 1 januari 2020 van 25% naar 26,25% en per 1 januari 2021 naar 26,9%. Deze tariefsverhoging kent geen respecterende werking: ook oude winstreserves in de BV, van vóór de tariefsverhoging, worden bij uitkering tegen het nieuwe hogere tarief belast. De termijn voor de verrekening van een verlies uit aanmerkelijk belang wordt per 1 januari 2019 verkort van negen naar zes jaar. Deze aanpassing kent wél respecterende werking: de verkorte termijn geldt voor verliezen die in 2019 of nadien worden geleden.
Commentaar
De verhoging van het aanmerkelijkbelang-tarief per 2020 maakt het voor DGA’s aantrekkelijk om in 2018 of 2019 dividend uit te keren. Het kabinet rekent op een substantiële dividenduitstoot: voor 2019 is een extra belastingopbrengst in box 2 van € 1,4 miljard ingeboekt!
Uw handelsnaam en logo: secureren!
Een fraaie handelsnaam, of een prachtig beeldlogo kan een bedrijf veel profijt opleveren. De gehapte appel is daarvan een overtuigend bewijs. Hebt u, ondernemer, uw bedrijfsnaam en/of beeldlogo goed beschermd? Veel ondernemers denken van wel, omdat ze hun handelsnaam of domeinnaam hebben geregistreerd. Maar dat is niet voldoende. Zo’n registratie biedt geen bescherming als een andere ondernemer diezelfde merknaam geregistreerd heeft bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE). En een logo is niet gesecureerd door het auteursrecht. Ook voor een logo geldt dat alleen een registratie bij het BBIE voor bescherming zorgt bij merkinbreuk. Voor meer informatie over merkbescherming: zie Octrooi, merk of model?
BTW-tarief van 6% naar 9%
Het lage BTW-tarief gaat per 1 januari 2019 van 6% naar 9%. Het lage tarief geldt voor de dagelijkse boodschappen, groente en fruit, medicijnen, de kapper, schoonmaak, schilderen, theaters, musea, hotels, attractieparken en het openbaar vervoer. Bij vooruitbetaling vóór 1 januari 2019 blijft het 6% tarief van toepassing, ook als de levering of dienst pas in 2019 wordt afgenomen. Voor boeken is een overgangsmaatregel getroffen.
De kleine ondernemersregeling
De kleine ondernemersregeling (KOR) in de omzetbelasting wordt per 1 januari 2020 gemoderniseerd. De regeling wordt vervangen door een facultatieve vrijstelling: ondernemers in Nederland met een BTW-omzet tot € 20.000 kunnen kiezen voor een BTW-vrijstelling. De ondernemer mag dan geen BTW meer in rekening brengen bij zijn afnemers, én hij kan geen omzet-belasting als voorbelasting in aftrek brengen. De nieuwe regeling gaat – anders dan de huidige KOR – ook gelden voor BV’s en andere rechtspersonen.
Fiets van de zaak: 7% per 2020
Per 1 januari 2020 wordt het privévoordeel van een fiets van de zaak forfaitair gesteld op 7% van de nieuwwaarde van de fiets. Deze bijtelling geldt in ieder geval als de werkgever de fiets voor –een deel van het woon-werkverkeer – aan de werknemer ter beschikking stelt. De nieuwe regeling gaat gelden voor een fiets, een elektrische fiets of speed pedelec. De leasefiets mag naast de auto van de zaak worden gebruikt.