Kamer bepleit betere BOF
De Tweede Kamer heeft via twee moties meer aandacht gevraagd voor verbetering van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet. De BOF geeft opvolgers die een onderneming geschonken krijgen of erven een 100%-belastingvrijstelling tot een bedrag van € 1.119.845. Boven dit bedrag geldt een vrijstelling van 83%. Sommige politieke partijen vinden die vrijstelling veel te ruim en pleiten juist voor een inperking of afschaffing van de BOF. Toch heeft een meerderheid van de Kamer zich onlangs achter twee moties geschaard die gaan over verbetering van de BOF. Eén daarvan vraagt het kabinet om te onderzoeken of de Nederlandse BOF meer gelijkgetrokken kan worden met soortgelijke regelingen in andere landen, die gunstiger zijn.
Aandachtspunten UBO-register
Het Nederlandse ‘UBO-register’ is alweer negen maanden open. Wat zijn aandachtspunten bij de inschrijving?
Holding bv
In het UBO-register komen gegevens van de ‘ultimate beneficial owners’. Voor een bv geldt bijvoorbeeld dat iemand die meer dan 25% van de aandelen houdt al snel aangemerkt moet worden als de UBO. Het register is sinds 27 september 2020 open en is onderdeel van het Handelsregister. Voor ondernemingen die bij de start van het register al bestonden geldt dat zij 18 maanden de tijd hebben om hun UBO in te schrijven. Dus tot 27 maart 2022. Deze inschrijving kan online via de Kamer van Koophandel (KvK). Maar nieuwe inschrijvers moeten al direct een UBO opgeven. Bovendien kan dat niet online, omdat de inschrijving in het Handelsregister persoonlijk moet gebeuren. Dit betekent dat als een bv een holding-bv opricht of een extra werk-bv, die bv’s al meteen een UBO moeten hebben. Voor ondernemingen die al een UBO-opgave hebben gedaan, geldt dat als er iets verandert, zij dat moeten doorgeven binnen zeven dagen nadat de wijziging van kracht is geworden. Ook als iemand géén UBO meer is, moet dat binnen zeven dagen gemeld worden bij de KvK.
Registratie UBO’s loopt traag
Het loopt nog niet echt storm met de inschrijvingen in het UBO-register in Nederland. Dat valt op te maken uit registratiecijfers die minister Wopke Hoekstra van Financiën naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. In het register komen gegevens van de ‘ultimate beneficial owners’ (UBO’s) van onder meer bv’s. Begin juni stonden er ruim 209.000 juridische entiteiten in het UBO-register. Eerder meldde het kabinet dat zo ’n 1,5 miljoen bestaande organisaties een UBO moeten inschrijven vóór 27 maart 2022. Inmiddels zou dus zo’n 14% van hen de inschrijving geregeld hebben. Dat is echter niet een-op-een te zeggen, omdat nieuwe inschrijvers in het Handelsregister al direct een UBO moeten opgeven. In de tabel maakt Hoekstra geen uitsplitsing naar nieuwe inschrijvingen, maar duidelijk is dat er nog een lange weg te gaan is met de registraties.
Rechtszaak
Het UBO-register krijgt al sinds de aankondiging bakken met kritiek, onder meer vanwege privacyzorgen. De belangenvereniging van familiebedrijven FBned heeft zijn leden en andere familiebedrijven onlangs opgeroepen om zich nog niet te registeren in het register. Dat is mede omdat er nog een rechtszaak loopt tegen het UBO-register.
Wet DBA
Handhaving nog in de ijskast
De Tweede Kamer wil eerst een redelijk alternatief voor de Wet deregulering arbeidsrelaties (Wet DBA) vóór de Belastingdienst weer gaan controleren op schijnzelfstandigheid. In antwoord daarop laat staatssecretaris Hans Vijlbrief van Financiën weten dat de handhaving van de wet ook na 1 oktober 2021 nog in de ijskast blijft. De fiscus heeft die lijn inmiddels bevestigd. De Wet DBA geldt sinds 2016. Als er gewerkt wordt met een goedgekeurd modelcontract, geeft dit de opdrachtgever een vrijwaring voor de loonheffingen. In de praktijk wordt de wet echter niet gehandhaafd, tenzij sprake is van misbruik. De handhaving zou na 1 oktober weer op gang komen, maar volgens Vijlbrief loopt het huidige regime in elk geval nog in oktober door. Dan wordt er gekeken naar de pilot met een nieuwe webmodule die mogelijk in plaats komt van de Wet DBA.
Premie daalt na afvoeren BIK
Het kabinet heeft meer duidelijkheid gegeven over de gevolgen van het intrekken van de baan gerelateerde investeringskorting (BIK). In plaats van deze investeringssubsidie wil het kabinet namelijk de premies voor de WW (de zogeheten Awf-premie om precies te zijn) flink verlagen. De lage Awf-premie wordt verlaagd van 2,7% naar 0,34%. De hoge premie zakt van 7,7% naar 5,34%. De lage premie geldt voor werknemers met een vast contract, de hoge premie voor flexibele krachten. De verlaging gaat vanaf 1 augustus 2021 in.
Onzeker
Het kabinet heeft de BIK met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 ingetrokken. Het is namelijk onzeker of de Europese Commissie de regeling wel geoorloofd vindt.
Onbeperkt verlies verrekenen start in 2022
De Belastingdienst ziet geen onoverkomelijke problemen in de gewijzigde verliesverrekening in de vennootschapsbelasting (VPB). Vanaf 2022 mag een bv namelijk een verlies in een boekjaar onbeperkt voorwaarts verrekenen. Wat de fiscus betreft is dat uitvoerbaar. De inwerkingtreding per 1 januari 2022 is inmiddels bevestigd met een publicatie in het Staatsblad. Een bv kan een verlies in een boekjaar nu tot één jaar terug verrekenen en tot zes boekjaren vooruit. Vanaf 2022 vervalt de termijn van zes boekjaren vooruit. De voorwaartse verliesverrekening wordt daarmee onbeperkt in de tijd.
Beperking
Wel komt er ook een beperking. Een verlies in een boekjaar tot € 1 miljoen is altijd te verrekenen, maar boven die grens mag de onderneming nog maar 50% van het verlies meerekenen. Blijft er verlies over, dan mag de onderneming dat meenemen naar een volgend boekjaar. De beperking van € 1 miljoen geldt ook voor de achterwaartse verliesverrekening. Daarbij blijft de termijn wel op één jaar staan.
Werkelijk rendement belasten in box 3?
De studie naar het belasten van het werkelijke rendement in box 3 van de inkomstenbelasting is af. Daar maakt het kabinet uit op dat er ‘goede aanknopingspunten’ zijn om zo’n heffing verder uit te werken. Maar makkelijk wordt het niet.
Gegevens
In box 3 is het inkomen uit vermogen belast, zoals spaargeld en beleggingen. Op de heffing is al tijden veel kritiek. De systematiek is in 2017 al aangepast, maar de heffing rekent nog steeds met een forfait voor rendementen. Uiteindelijk is het doel om de daadwerkelijk behaalde rendementen te belasten in box 3. Maar voor zo’n heffing is het wel essentieel dat er ook genoeg gegevens zijn over de rendementen, want die heeft de Belastingdienst nu niet. Het onderzoek laat zien dat voor een deel van de vermogenscategorieën die informatie te verzamelen valt. Wel zullen bijvoorbeeld banken en verzekeraars dan méér gegevens aan de fiscus moeten leveren dan zij nu doen. Maar over bijvoorbeeld onroerende zaken is er niet genoeg informatie. Daarbij zou de fiscus dan moeten varen op wat de belastingplichtige zelf aanlevert.
WBTR stichtingen en verenigingen
Op 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) grotendeels in werking getreden, waardoor de statuten van stichtingen en verenigingen dienen te worden aangepast.
De WBTR voorziet in maatregelen om de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verengingen en stichtingen te verbeteren. Vijf maatregelen staan voor de vereniging en stichting centraal in deze wet:
- Er wordt een wettelijke grondslag gegeven om een raad van commissarissen of een monistisch bestuursmodel (één orgaan: het bestuur) in te stellen (nog niet in werking getreden);
- Wanneer bestuurders en commissarissen een tegenstrijdig belang hebben, mogen zij niet deelnemen aan de besluitvorming;
- Er worden regels gegeven voor aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen in geval van faillissement wegens onbehoorlijke taakvervulling;
- De rechter krijgt meer beoordelingsvrijheid om een bestuurder of commissaris te ontslaan als het Openbaar Ministerie of een belanghebbende daar om verzoekt;
- De statuten moeten een regeling bevatten voor (a) ontstentenis (bv. overlijden, ontslag) of belet (bv. ziekte) van bestuurders en commissarissen en (b) dat een bestuurder of commissaris niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders of commissarissen tezamen.
Bron: Informatieblad Gevolgen Wet bestuur en toezicht rechtspersonen voor verenigingen en stichtingen, Ministerie van Justitie en Veiligheid, Juni 2021/21402633
Versobering coronasteun
Door de afname van de impact van corona en het economisch herstel zal het steunpakket een versobering ondergaan. Bepaalde maatregelen worden beëindigd, maar andere maatregelen worden verlengd.
De NOW is voor nu verlengd tot en met september 2021. Wel zijn er aanpassingen: de TVL is uitgezonderd van het omzetbegrip, er zijn zes aanpassingen in de controle systematiek, er geldt een aanvullende voorwaarde voor bonussen en dividend en er geldt een begrenzing van 80% van de omzet. Het kabinet verlengt de periode dat ondernemers (een verlenging van) uitstel van belasting kunnen aanvragen tot 1 oktober 2021. De datum waarop ondernemers weer gaan terugbetalen is eerder al doorgeschoven naar 1 oktober 2022 en hier is vijf jaar de tijd voor. Wel verwacht het kabinet van ondernemers dat zij vanaf 1 oktober 2021 weer gewoon belasting gaan betalen.
Het kabinet is niet van plan het steunpakket te verlengen na het derde kwartaal van 2021. De volgende (fiscale) maatregelen worden verlengd tot en met 30 september 2021: versoepeling van administratieve verplichtingen voor de loonheffingen, belastingregels voor mensen die over de grens werken in de EU, onbelaste vast reiskostenvergoedingen, btw-tarief van 0% voor mondkapjes/coronavaccins/coronatestkits, btw-vrijstelling voor het uitlenen van zorgpersoneel, vrijstelling voor Duitse socialezekerheidsuitkeringen en betaalpauze voor hypotheken. De versoepeling van het urencriterium voor ondernemers waarvan de piek van hun werkzaamheden doorgaans in de periode van 1 januari tot en met 30 juni ligt, die inhoudt dat zij in 2021 ervan uit mogen gaan dat in die periode aan het urencriterium is voldaan, is per 30 juni 2021 vervallen.
Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 29 juni 2021, nr. CE-AEP/21170311, Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 26 juli 2021, nr. 2021-0000111364.
Btw-aftrek zonnepanelen omvat niet grond en woning
Hoge Raad: De aftrek van voorbelasting voor zonnepanelen omvat niet tevens de voordruk op de grondaankoop en de woningbouw als de investering in grond en woning ook zonder zonnepanelen zou hebben plaatsgevonden.
Een samenwerkingsverband van twee levenspartners kocht een perceel bouwgrond en liet vervolgens op dit perceel een woonhuis bouwen. Op het dak van het woonhuis werden zonnepanelen geïnstalleerd. Op 1 september 2016 namen de partners het woonhuis in gebruik, grotendeels voor hun gezamenlijke bewoning. Een werkkamer in het woonhuis werd met optie voor belaste verhuur verhuurd aan de bv van een van de partners. Het samenwerkingsverband claimde aftrek van alle voorbelasting inclusief die ter zake van de aanschaf van het perceel en de bouw van het woonhuis, omdat het perceel en het woonhuis ook voor de exploitatie van de zonnepanelen werden gebruikt. Hof Arnhem weigerde dit. In geschil was in hoeverre de voorbelasting ter zake van de aanschaf van het perceel en de bouw van het woonhuis kan worden afgetrokken. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof van oordeel was dat de kosten voor het perceel en het woonhuis hoe dan ook zouden zijn gemaakt, ook wanneer de zonnepanelen niet zouden zijn aangeschaft. Daardoor kan niet worden gezegd dat deze uitgaven zijn gemaakt ten behoeve van het met zonnepanelen opwekken en tegen vergoeding leveren van energie. Er is dus geen rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de verwerving van het perceel en de bouw van het woonhuis enerzijds en de levering van de energie anderzijds. De Hoge Raad kan zich vinden in het oordeel van het Hof en verklaart het cassatieberoep ongegrond.
Bron: Hoge Raad, 16 juli 2021, ECLI:NL:HR 2021:1158
Belastingdienst accepteert dga-salaris beneden minimumloon
De Belastingdienst is van het standpunt afgestapt dat het gebruikelijk loon looit lager kan zijn dan het wettelijk minimumloon. Er kunnen zakelijke gronden zijn om het loon van een dga lager vast te stellen dan het wettelijk minimumloon.
De Belastingdienst erkent sinds 6 juli 2021 dat er zakelijke gronden kunnen zijn om uit te gaan van een lager loon dan het wettelijk minimumloon. Bijvoorbeeld bij een structurele verliessituatie, waarbij de continuïteit van de onderneming in gevaar komt. Dit geldt ook voor start-ups en startende ondernemingen. Bij twijfel hierover kan contact worden opgenomen met het belastingkantoor van de werkgever. Dit kan gedaan worden middels het formulier Verzoek vooroverleg en de Checklist vooroverleg gebruikelijk loon op www.belastingdienst.nl.
De Handreiking ‘De gebruikelijk loonregeling’ is reeds geactualiseerd bij het kopje “Structureel verlies”. Het oude standpunt van de Belastingdienst hield ook niet altijd stand voor de rechter, zoals onder meer bleek uit de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 18 februari 2021. Er was in die zaak sprake van een bv die zo krap bij kas zat dat zij haar dga niet eens het minimumloon kon betalen. Rechtbank Gelderland stond toe dat een gebruikelijk loon onder het wettelijk minimumloon werd gehanteerd.
Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 19 juli 2021
Bijtelling bij meer dan één auto van de zaak verandert
Op 18 maart 2021 berichtte de Belastingdienst dat de bijtelling bij meerdere auto’s van de zaak vanaf 2021 op een andere manier moet worden berekend. Door diverse praktijkvragen is besloten om deze wijziging uit te stellen tot 2022.
Wanneer meerdere auto’s tegelijkertijd ter beschikking worden gesteld aan een werknemer, geldt de bijtelling voor de auto(‘s) waarmee de werknemer op kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt. Daarnaast wordt rekening gehouden met het aantal rijbewijzen binnen het gezin. Is de werknemer alleenstaand? Of is er binnen het gezin maar 1 persoon met een rijbewijs? Dan geldt maar voor 1 auto een bijtelling. Zijn er 2 rijbewijzen binnen het gezin? Dan geldt voor 2 auto’s een bijtelling. Zijn er meer rijbewijzen binnen het gezin, dan zijn er bijtellingen voor evenveel auto’s als er rijbewijzen zijn.
In 2021 wordt nog rekening gehouden met de auto’s met de hoogste cataloguswaarde
Heeft de werknemer meerdere auto’s van de zaak, maar hoeft niet voor alle auto’s bijgeteld te worden? Tot en met 2021 telt men, zoals men gewend is, bij voor de auto(‘s) met de hoogste cataloguswaarde.
Per 2022 wordt rekening gehouden met de auto(‘s) met de hoogste bijtelling
Per 1 januari 2022 gaat de bijtelling wél veranderen. Heeft de werknemer meerdere auto’s van de zaak, maar hoeft niet voor alle auto’s bijgeteld te worden? Dan telt men vanaf dat moment bij voor de auto(‘s) met de hoogste bijtelling. Meer informatie over meer dan 1 auto tegelijk ter beschikking stellen kan men vinden in paragraaf 23.3.12 van het ‘Handboek Loonheffingen 2021’.
Bron: Belastingdienst, 29 april 2021
Opmerking: degene die een youngtimer als 2e auto heeft en gebruik maakt van deze regeling, dient dus vanaf 2022 de bijtelling te verhogen.