Belastingplannen 2026: wijzigingen voor ondernemers en ondernemingen

Belastingplannen 2026: wijzigingen voor ondernemers en ondernemingen
30 september 2025 Gerrit Eenkhoorn

Op Prinsjesdag zijn de belastingplannen voor 2026 bekendgemaakt. Zowel voor particulieren als ondernemers verandert er het nodige. We hebben de belangrijkste wijzigingen voor u samengevat in de volgende verdeling:

Maatregelen van invloed op ondernemers en ondernemingen

Voor ondernemers en ondernemingen zijn er met Prinsjesdag 2025 diverse maatregelen aangekondigd. Dit verandert in 2026.

Tarief vennootschapsbelasting

Het tarief voor de vennootschapsbelasting blijft ongewijzigd ten opzichte van 2025. Dit houdt in de eerste € 200.000 aan belastbare winst is belast tegen 19% en het meerdere tegen 25,8%.

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek neemt af van € 2.470 in 2025 naar € 1.200 in 2026, dit sluit aan bij het beleid om fiscale voordelen voor zelfstandigen af te bouwen. De MKB-winstvrijstelling blijft echter gelijk op 12,70%.

Energie-investeringsaftrek

Om misbruik van het maximale investeringsbedrag te voorkomen, wordt per 2026 een samentelbepaling in de energie-investeringsaftrek (EIA) ingevoerd.

Dit houdt in dat per belastingplichtige voortaan één gezamenlijk plafond van € 151 miljoen per jaar voor investeringen in zowel de eigen onderneming als in samenwerkingsverbanden. Hierdoor kan de EIA niet langer meermaals worden toegepast binnen één concernstructuur.

Aanpassing bedrijfsopvolgingsregeling

Reeds eerder is aangekondigd, dat de voorwaarden van de bedrijfsopvolgingsregeling in de inkomstenbelasting en de schenkbelasting zullen wijzigen.

In de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 zijn enkele beperkingen en verruimingen opgenomen ten aanzien van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling in box 2 van de inkomstenbelasting (DSR).

BOR en DSR beperkt tot gewone aandelen

Met ingang van 2026 wordt ten aanzien van toepassing van de BOR en DSR het begrip ‘preferente aandelen’ opgenomen. Ten aanzien van de uitleg van preferente aandelen bestond onduidelijkheid. Deze aandelen vallen in beginsel niet onder de BOR en DSR.

Kort gezegd wordt als preferente aandelen beschouwd aandelen die die voorrang geven bij de winstverdeling of op liquidatieopbrengsten.

Voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven, kunnen de BOR en DSR onder strikte voorwaarden echter wel worden toegepast. Voor hybride aandelen geldt een pro rata benadering.

Herstructurering binnen bezits- en voortzettingsperiode BOR

Vanaf 2026 wordt de bezitseis en voortzettingstermijn binnen de BOR versoepeld: de bezitstermijn van vijf jaar bij schenking en één jaar bij overlijden, alsmede de voorzettingsperiode van drie jaar blijven bestaan, maar herstructureringen leiden niet langer tot een nieuwe bezitstermijn of een verbreking van de voortzettingsperiode, mits de gerechtigdheid van de schenker of erflater niet wijzigt.

Hierdoor ontstaat meer ruimte voor aanpassingen zoals fusies, splitsingen, omzettingen en bedrijfsfusies binnen de bezitsperiode. Ook transacties zoals verlettering, emissie en inkoop van aandelen zijn onder omstandigheden toegestaan zonder dat de bezitstermijn opnieuw aanvangt of er sprake is van een verbreking van de voortzettingsperiode.

Voor zover het belang van de erflater of schenker in de onderneming tijdens de bezitsperiode is toegenomen (bijvoorbeeld door bijgekochte aandelen), gaat voor deze nieuw verkregen aandelen echter wel een nieuwe bezitstermijn lopen.

Twee aanvullende maatregelen

Voor overdragers die meer dan twee jaar ouder zijn dan de AOW-leeftijd, wordt de bezitstermijn voor de BOR en DSR geleidelijk verlengd met zes maanden per extra levensjaar na bereiken van de AOW-leeftijd.

Ten tweede wordt vanaf 2026 dubbele toepassing van de BOR uitgesloten. Dit houdt in dat ondernemingsvermogen dat eerder is geschonken en teruggekocht niet opnieuw onder de BOR mag worden overgedragen.

Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) en Pensioen

Bij een uitdiensttreding in het zicht van pensioen, kan een werkgever tegen een heffing onder de RVU aanlopen. Deze regeling kent een drempelvrijstelling die komend jaar wordt verhoogd

Daarnaast wordt een aantal aspecten van de pensioenregeling aangepast, mede vanwege de wijziging van het pensioenstelsel.

Meer over de belastingplannen voor 2026