Belastingplannen 2026: wijzigingen voor particulieren

Belastingplannen 2026: wijzigingen voor particulieren
30 september 2025 Gerrit Eenkhoorn

Op Prinsjesdag zijn de belastingplannen voor 2026 bekendgemaakt. Zowel voor particulieren als ondernemers verandert er het nodige. We hebben de belangrijkste wijzigingen voor u samengevat in de volgende verdeling:

Maatregelen van invloed op particulieren

Het Belastingplan 2026 bevat meerdere maatregelen die invloed hebben op particulieren. De belangrijkste wijzigingen op een rij.

Tarieven en belastingdruk box 1 inkomstenbelasting

De drie belastingschijven, zoals geïntroduceerd met het Belastingplan 2025, blijven in stand. De tarieven en bedragen van de schijven veranderen iets.

Eerste schijf

De eerste schijf in box 1 van de inkomstenbelasting wordt verruimd tot € 38.883 en het daaraan gekoppelde tarief daalt naar 35,70%.

Tweede schijf

Aan de andere kant stijgt het tarief van de tweede schijf naar 37,56% en is de bandbreedte van deze schijf € 38.441 tot € 79.137.

Derde schijf

Het tarief van de derde schijf van 49,50% blijft in 2026 gehandhaafd en geldt vanaf een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.137.

Effect op belastingdruk

De belastingdruk neemt vanaf de tweede schijf toe. Aan de andere kant nemen een aantal heffingskortingen ook toe, waaronder de arbeidskorting, algemene heffingskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting (waarover meer onder ‘Heffingskortingen’).

Tarieven en belastingdruk box 2 inkomstenbelasting

De tarieven en het twee-schijvensysteem dat sinds 2025 van toepassing is, blijven gehandhaafd. De bandbreedte van de eerste schijf wordt verruimd naar € 68.843 (tegen een tarief van 24,5%), waardoor de tweede schijf gaat gelden vanaf een inkomen van meer dan € 68.843 (tegen een tarief van 31%).

Fiscaal partners mogen de tariefschijven elk gebruiken, waardoor zij het lage tarief kunnen benutten tot € 137.686.

Lucratief belang wordt zwaarder belast

Op basis van twee moties stelt het kabinet voor het inkomen uit middellijk gehouden lucratieve belangen zwaarder te gaan belasten in box 2. Dit betekent dat vanaf 2026 niet (meer) de hierboven genoemde tarieven gaan gelden.

Het tarief over inkomen uit een middellijk gehouden lucratief belang in de eerste schijf stijgt van 24,5% naar 28,45% en in de tweede schijf stijgt het tarief van 31% naar 36%. Ten aanzien van de tweede tariefschijf is aansluiting gezocht bij het inkomstenbelastingtarief dat in box 3 van toepassing is.

Daarnaast wordt een anti-misbruikmaatregel ingevoerd om onwenselijke structuren tegen te gaan. Deze maatregel zorgt ervoor dat bij de sfeerovergang van box 3 naar box 2 een voordeel alsnog wordt belast in box 1 als inkomen uit lucratief belang (en dus niet in box 2).

Tarieven en belastingdruk box 3 inkomstenbelasting

Het tarief in box 3 van 36% blijft gehandhaafd. Het heffingsvrijvermogen wordt per 2026 echter verlaagd van € 57.684 naar € 51.396. Voor fiscaal partners mag het heffingsvrijvermogen bij elkaar worden opgeteld, waardoor fiscaal partners het heffingsvrijvermogen uitkomt op € 102.792.

Forfaitair rendement

Het forfaitair rendement op overige bezittingen (overige bezittingen is alles wat niet als banktegoed of schulden kan worden aangemerkt) wordt verhoogd van 5,88% naar 7,78% (in 2024 betrof dit 6,04%).

Het forfaitaire rendement op banktegoeden en schulden wordt later vastgesteld. Voor overige bezittingen betekent dit dus een effectieve heffing van 2,8%. Onder voorwaarden kan daardoor weer worden overwogen om specifieke bezittingen onder te brengen in een BV-structuur.

Waardering woningen in box 3

Daarnaast vindt onder omstandigheden een wijziging plaats op de waardering van woningen in box 3. Als verbonden personen, bijvoorbeeld familieleden onderling, (te) onzakelijk met elkaar handelen, mag de in aanmerking te nemen WOZ-waarde niet meer worden gecorrigeerd met de leegwaarderatio.

Als hier geen sprake van is en als de met de leegwaarderatio gecorrigeerde WOZ-waarde minimaal 10% hoger is dan de werkelijke waarde, mag de werkelijke waarde in aanmerking worden genomen voor de berekening van de grondslag in box 3.

Dit laatste betreft een vastlegging van vaste rechtspraak, en was dus reeds van toepassing. Deze waarderingsregels werken ook door naar de schenk- en erfbelasting.

Tegenbewijsregeling

Naast belastingheffing op basis van het forfaitair rendement bestaat ook nog de Wet tegenbewijsregeling op basis waarvan de belastbare grondslag in box 3 kan worden vastgesteld aan de hand van het werkelijk rendement. Ter vaststelling van het werkelijk rendement zijn enkele belangrijke wijzigingen aangebracht.

Om een heffingslek te voorkomen, moeten obligaties en met obligaties vergelijkbare effecten worden gewaardeerd op de waarde economisch verkeer, dus inclusief aangegroeide en nog niet uitgekeerde rente (zie dit eerdere nieuwsbericht). Daarnaast vervalt de vrijstelling voor kortlopende termijnen bij de toepassing van de tegenbewijsregeling in box 3  (met uitzondering van spaartegoeden).

Heffingskortingen

Heffingskortingen mogen in aftrek worden gebracht op de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Deze heffingskortingen zijn met het Belastingplan 2025 verlaagd, maar met het Belastingplan 2026 zijn enkele weer verhoogd.

Algemene heffingskorting

Bij een belastbaar inkomen in box 1 heeft men recht op de algemene heffingskorting. In het kader van draagkracht en ter stimulering van werken wordt de maximale algemene heffingskorting toegekend bij een verzamelinkomen van € 29.736 en bedraagt het maximum € 3.115 (in 2025 was dit € 3.068).

Vanaf een verzamelinkomen van € 29.736 wordt de korting afgebouwd tot nihil. De algemene heffingskorting wordt aankomend jaar echter iets minder snel afgebouwd dan eerdere jaren. Het afbouwpercentage is namelijk 6,306%, waarbij dit in 2025 nog 6,337% was.

Sinds dit jaar wordt voor het verzamelinkomen niet enkel het inkomen uit box 1 meegenomen, maar ook het inkomen uit box 2 en box 3. Toepassing van de algemene heffingskorting is dus niet zonder meer aan de orde.

Arbeidskorting

De maximale arbeidskorting wordt verhoogd van € 5.599 naar € 5.712. De maximale arbeidskorting kan worden toegepast bij een arbeidsinkomen van € 45.593, waarna het met 6,51% (gelijk aan 2025) zal worden afgebouwd tot nihil. Het grensbedrag in 2025 betrof € 32.071.

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zou langzaam worden uitgefaseerd. Waar eerder werd aangekondigd deze geleidelijk af te bouwen, wordt in 2026 de regeling verruimd.

In 2026 bedraagt de IACK net als in 2025 11,45% van het arbeidsinkomen, indien dit inkomen groter is dan € 6.239 (in 2025 € 6.145). Deze grens zou worden verlaagd, maar is in het Belastingplan 2026 dus verhoogd. De maximale IACK bedraagt € 3.032 (in 2025 € 2.986).

Huwelijk en de ongelijke breukdelengemeenschap

Bij ontbinding van een huwelijksgemeenschap (of geregistreerd partner) met ongelijke breukdelen wordt vanaf 2026 wettelijk aangenomen dat het vermogen voor gelijke delen wordt verdeeld.

Belast als fictieve verkrijging

Ontvangt een echtgenoot of geregistreerde partner meer dan de helft, dan wordt dit meerdere gezien als een fictieve verkrijging en derhalve belast met schenk- of erfbelasting. Dit geldt ook voor finale of facultatieve verrekenbedingen met een ongelijke uitkomst.

Nieuwe en bestaande overeenkomsten

Voor huwelijksvoorwaarden en notariële samenlevingsovereenkomsten die op of na 16 september 2025 om 16:00 uur worden aangegaan of gewijzigd, is belasting verschuldigd bij een ongelijke verdeling. Voor bestaande huwelijksvoorwaarden en notariële samenlevingsovereenkomsten geldt onder voorwaarden overgangsrecht, mits deze niet meer worden gewijzigd.

Juridische en biologische kinderen gelijk

Biologische kinderen zullen bij schenkingen en erfenissen gelijk worden behandeld aan juridische kinderen. Daardoor krijgen biologische kinderen (die niet ook juridisch kind van die ouder zijn) recht op toepassing van de kindvrijstelling en het lagere tarief in de schenk- en erfbelasting. Het kind moet wel het biologische ouderschap bewijzen.

Meer over de belastingplannen voor 2026